Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
De waarde van de woning
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeit uit een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man. De vrouw, verzoekster tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de waarde van de echtelijke woning werd vastgesteld op € 280.000,--. De vrouw was van mening dat de woning een hogere waarde had, namelijk € 331.000,--, en voerde aan dat de taxatie door de makelaar niet correct was uitgevoerd. De man, verweerder in cassatie, heeft geen verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad verwijst naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant en het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waar partijen afspraken hebben gemaakt over de verkoop van de woning en de verdeling van de overwaarde. De vrouw heeft in cassatie betoogd dat de makelaar niet op de juiste wijze heeft getaxeerd en dat de validatie van het taxatierapport door het Nederlands Woning Waarde Instituut (NWWI) is ingetrokken. De Hoge Raad oordeelt echter dat de vrouw geen inhoudelijke argumenten heeft aangedragen die de taxatie terzijde kunnen stellen. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van het hof, waarbij de man de woning kan toedelen tegen de getaxeerde waarde van € 280.000,--.