Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van het geding in eerste aanleg
3.Het geding in hoger beroep
4.De feiten
5.De omvang van het geschil
primairte bepalen dat de woning wordt verkocht tegen de verkoopprijs van € 331.000,--;
subsidiairde woning aan de man toe te delen tegen de waarde van € 331.000,--, subsidiair tegen een door een nieuwe taxatie vast te stellen waarde;
meer subsidiairhaar te machtigen tot het te gelde maken van de woning overeenkomstig art. 3:174 lid 1 BW;
6.De motivering van de beslissing
vrouwstelt dat hierdoor sprake is van verwijtbaar inkomensverlies – er was geen reden om met de onderneming te stoppen en de man heeft in loondienst een veel lager uurloon dan hij als ondernemer had – dat voor herstel vatbaar is (de man kan zijn onderneming gemakkelijk opnieuw beginnen), zodat daarmee geen rekening moet worden gehouden. Volgens haar blijkt uit on line advertenties dat de man ook nog steeds actief is met zijn onderneming, ook in de weekenden.
manvoert hiertegen het volgende aan. In 2020 is hij een eigen onderneming begonnen met het idee daaruit een goed inkomen te kunnen genereren, maar gaandeweg is hem duidelijk geworden dat ondernemerschap meer inhoudt dan hij zich had voorgesteld en ook niet goed te combineren is met de door hem gewenste zorgverdeling bij helfte. Daarbij was de bank terughoudend over een financiering voor een eventuele overname van de woning door hem vanwege zijn hoedanigheid van ondernemer. Dit alles heeft hem ertoe gebracht met zijn onderneming te stoppen en weer in loondienst te gaan werken. Dit betekent voor hem een vast inkomen en meer tijd voor de kinderen. Van een inkomensachteruitgang is bovendien geen sprake.
hofis van oordeel dat geen sprake is van verwijtbaar inkomensverlies. In het licht van zijn uitgesproken wens tot een co-ouderschapsregeling te komen en zijn voornemen de woning over te nemen, acht het hof de beslissing van de man de onderneming te stoppen en weer in loondienst te gaan, begrijpelijk en te rechtvaardigen. Daarbij is voorshands niet gebleken dat dit voor hem een inkomensachteruitgang teweeg heeft gebracht. Het uurloon van de man als ondernemer is weliswaar hoger, maar daar staat tegenover dat er kosten moeten worden gemaakt om omzet te kunnen genereren maar ook inkomensvoorzieningen voor arbeidsongeschiktheid en pensioen moeten worden getroffen (dan wel dat de man in voorkomende gevallen geen inkomen heeft). Dat de man nog actief is met zijn onderneming, is het hof niet gebleken. De man heeft het bestaan van de online advertenties afdoende verklaard en de vrouw heeft haar stelling overigens niet onderbouwd.
vrouwstelt dat de afspraken zoals neergelegd in rov. 4.26. moeten worden vernietigd omdat deze afspraken onder druk (of dwang) van de rechtbank zijn gemaakt, met voorbijgaan aan haar verweer dat zij tijd nodig heeft om een andere woning te vinden. Zij verzoekt daarom te bepalen zoals hiervóór in rov. 5.2. is weergegeven.
manweerspreekt dat er druk is uitgeoefend. Hij wenst de woning nog steeds ‘over te nemen’.
hofoverweegt als volgt.
hofis van oordeel dat de man de woning aan zich kan laten toedelen tegen de door [makelaardij] getaxeerde waarde van € 280.000,--. Inhoudelijke argumenten tegen het taxatierapport van [makelaardij] of de vastgestelde waarde voert de vrouw niet aan. De bezwaren die zij wel noemt, acht het hof van onvoldoende gewicht om de op gezamenlijke beslissing van partijen door [makelaardij] verrichte taxatie, terzijde te stellen. De man heeft bij de mondelinge behandeling uitgelegd dat [makelaardij] hem er tijdens de taxatie op had gewezen dat het taxatierapport alleen hem als opdrachtgever dient te vermelden omdat anders voor de financiering een nieuwe taxatie nodig zou zijn. Die uitleg is niet c.q. onvoldoende weersproken en de vrouw heeft bovendien niet duidelijk gemaakt. tot welk nadeel de vermelding van alleen de man als opdrachtgever voor haar leidt. De vrouw was zelf bij de taxatie aanwezig. Waar de man [makelaardij] zou hebben gewezen op de mankementen van de woning, is zij in de gelegenheid geweest te wijzen op de pluspunten van de woning. Het is aan [makelaardij], als deskundige, een en ander op waarde te beoordelen. Gesteld noch gebleken is dat hij dit op onjuiste wijze heeft gedaan. Dat de man haar niet over de ontvangst en inhoud van het taxatierapport heeft geïnformeerd en niet heeft ingestemd met een nieuw viergesprek, ten slotte, doet geen afbreuk aan de getaxeerde waarde. Dit betekent dat de man overeenkomstig de afspraak van partijen drie maanden na de beschikking van, thans, het hof, de tijd heeft te onderzoeken of hij de woning voor € 280.000,-- aan zich kan laten toedelen.
vrouwheeft verzocht te bepalen dat, indien de man niet binnen één week na betekening van de beschikking van het hof de vereiste medewerking aan de verkoop van de woning verleent, deze beschikking overeenkomstig art. 3:300 lid 2 BW in de plaats zal treden van de akte tot levering van de woning. Toegepast op de situatie in geval de woning aan een derde zal worden verkocht, ziet het hof geen aanwijzingen dat de man niet zal meewerken aan de verkoop en levering van de woning. Het hof zal daarom geen toepassing geven aan art. 3:300 lid 2 BW.
manbetwist dat hij zorgtoeslag of kindgebonden budget aan de vrouw is verschuldigd en stelt dat hij ter zake van het kindgebonden budget juist een vordering heeft op de vrouw.
hofoverweegt als volgt. De bedragen in kwestie zijn, zo heeft de man desgevraagd en onweersproken verklaard, ontvangen op de gemeenschappelijke rekening die nog niet is verdeeld. De vrouw heeft niet duidelijk gemaakt wat, mede bezien in het licht van die stelling van de man, de grondslag is van haar verzoek en dit is het hof ook overigens niet duidelijk geworden. Het hof zal haar verzoek daarom afwijzen.