Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
8 november 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft verzoekster, geboren in Somalië en thans woonachtig in Groot-Brittannië, cassatie ingesteld tegen de beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verzoek tot wijziging van haar geboortedatum in de vervangende geboorteakte. De rechtbank had eerder vastgesteld dat verzoekster op [geboortedatum 1] 1987 was geboren, maar verzoekster stelt dat haar juiste geboortedatum [geboortedatum 2] 1987 is. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat verzoekster geen bewijs had geleverd dat de vastgestelde geboortedatum onjuist was. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat verzoekster onvoldoende bewijs had geleverd en dat haar bewijsaanbod niet ter zake doende was. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof vernietigd en het geding terugverwezen naar het hof voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat in een procedure op basis van artikel 1:25d BW ook bewijs door getuigen kan worden geleverd, en dat het hof ten onrechte het bewijsaanbod van verzoekster had gepasseerd. De zaak benadrukt het belang van het recht op identiteit en de mogelijkheid om bewijs te leveren in procedures betreffende de wijziging van persoonsgegevens.