In deze zaak heeft verzoekster, wonende in Groot-Brittannië, hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Den Haag van 26 augustus 2022, waarin haar verzoek om wijziging van haar geboortedatum op haar geboorteakte werd afgewezen. De rechtbank had vastgesteld dat verzoekster op [geboortedatum] 1987 in Somalië is geboren, en dat er geen voldoende bewijs was geleverd om aan te tonen dat de geboortedatum onjuist was. Verzoekster stelt dat zij bewijs heeft geleverd dat haar werkelijke geboortedatum [geboortedatum 2] 1987 is, onder andere door documenten uit Groot-Brittannië en verklaringen van haar moeder. Het hof heeft de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordeeld en geconcludeerd dat deze bevoegdheid aanwezig is, gezien de Nederlandse nationaliteit van verzoekster en de aard van het verzoek.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 november 2023 heeft verzoekster haar standpunt toegelicht, waarbij zij benadrukte dat de discrepantie tussen haar Nederlandse en Britse documenten leidt tot praktische problemen in haar dagelijks leven. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft echter betoogd dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk hinder ondervindt van de afwijkende geboortedatum en dat de Nederlandse overheid niet verplicht is om een wijziging door te voeren zonder overtuigend bewijs van de onjuistheid van de huidige gegevens.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat verzoekster niet voldoende bewijs heeft geleverd om de eerdere vaststelling van haar geboortedatum te weerleggen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van verzoekster niet prevaleert boven het openbaar belang. De beslissing is op 20 december 2023 uitgesproken in het openbaar.