ECLI:NL:HR:2024:1588
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens ontbreken van gronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X], vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 juli 2024. Het beroep in cassatie was ingesteld omdat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aangezien het geen gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft op 20 augustus 2024 een bericht geplaatst in het digitale dossier van belanghebbende, waarin deze in de gelegenheid werd gesteld het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 1 oktober 2024. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende het bericht op 20 augustus 2024 had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb. Aangezien belanghebbende het verzuim niet heeft hersteld, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.