ECLI:NL:HR:2024:1581

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
24/02315
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie door erven van een overledene

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure ingesteld door A.A. Wouters namens de erven van [A]. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 7 mei 2024, nr. SGR 23/2896. De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had de indiener van het beroepschrift verzocht om binnen zes weken een verklaring van erfrecht en een door alle erfgenamen getekende volmacht over te leggen, of een verklaring van de executeur indien er een was aangesteld. Dit verzoek werd gedaan per aangetekende brief op 28 juni 2024, welke brief volgens Track&Trace door de indiener was afgehaald. Echter, de gevraagde documenten zijn niet overgelegd. Hierdoor concludeert de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om namens de erven van [A] beroep in cassatie in te stellen. Op basis van deze bevindingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is vastgesteld door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is op 8 november 2024 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/02315
Datum8 november 2024
ARREST
op het door A.A. WOUTERS ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 7 mei 2024, nr. SGR 23/2896 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens de erven van [A].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een verklaring van erfrecht en een door alle erfgenamen getekende en aan hem verstrekte volmacht over te leggen, of – in het geval een executeur is aangesteld – een verklaring van de executeur waaruit blijkt wat de wens is van alle erfgenamen ten aanzien van de onderhavige procedure. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 28 juni 2024 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgehaald op de afhaallocatie. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring echter niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift niet bevoegd was om namens de erven van [A] beroep in cassatie in te stellen en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is vastgesteld door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, in de raadkamer van 23 oktober 2024 en op 8 november 2024 in het openbaar uitgesproken.