ECLI:NL:HR:2024:1580
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2024 uitspraak gedaan op het beroep in cassatie van [X] tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 februari 2024, met nummer 202305873/3/A2. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep in cassatie ontvankelijk is. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad enkel kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter indien dit bij wet is bepaald. In dit geval is er geen wettelijke bepaling die het mogelijk maakt om beroep in cassatie in te stellen tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarom heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in deze uitspraak geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in de raadkamer op 23 oktober 2024 en openbaar uitgesproken op 8 november 2024. De uitspraak is vastgesteld door de voorzitter en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig. De Hoge Raad heeft hiermee een duidelijke lijn getrokken over de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in bestuursrechtelijke zaken, wat van belang is voor toekomstige procedures.