ECLI:NL:HR:2024:1567
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, die in beroep was gegaan tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 april 2024. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie, waarbij de Hoge Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht niet is voldaan. De griffier heeft belanghebbende op 11 juli 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks een tweede aanmaning op 15 augustus 2024 heeft belanghebbende geen betaling verricht en ook geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de aanmaning. Hierdoor heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht, het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Deze beslissing is genomen in de raadkamer op 16 oktober 2024 en openbaar uitgesproken op 1 november 2024.