ECLI:NL:HR:2024:1542

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
24/00308
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid advocaat en causaal verband tussen beroepsfouten en geleden schade

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende beroepsaansprakelijkheid van een advocaat. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat J.C. Zevenberg, heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 7 november 2023 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2021 en 16 februari 2022, die relevant zijn voor het procesverloop. De verweerder in cassatie is niet verschenen, en er is verstek verleend tegen deze partij.

De Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de eiser schriftelijk heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, H.M. Wattendorff en S.J. Schaafsma, en openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/00308
Datum25 oktober 2024
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: J.C. Zevenberg,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: [verweerder],
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/706394 / HA ZA 21-771 van de rechtbank Amsterdam van 15 december 2021 en 16 februari 2022;
b. het arrest in de zaak 200.310.249/01 van het gerechtshof Amsterdam van 7 november 2023.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, H.M. Wattendorff en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
25 oktober 2024.