Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
22 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 november 2022. De verdachte, geboren in 1993, was betrokken bij brandstichting van een gebouw van een krant en voertuigcriminaliteit. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, waaronder de duur van de gijzeling die was opgelegd in het kader van de schadevergoedingsmaatregel. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, specifiek met betrekking tot de duur van de gevangenisstraf en de gijzeling. De Hoge Raad oordeelde dat de opgelegde gijzeling van 365 dagen in strijd was met de wettelijke bepalingen, en heeft deze verminderd tot 360 dagen. Daarnaast heeft de Hoge Raad de gevangenisstraf van elf jaren verminderd tot tien jaren en zes maanden, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De Hoge Raad heeft de overige klachten van de verdachte verworpen, omdat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.