ECLI:NL:HR:2024:153

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
23/01211
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, die niet had gekozen voor een domicilieadres in Nederland. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 27 oktober 2023 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Ondanks deze waarschuwing is het griffierecht niet voldaan. Op 27 november 2023 heeft de griffier belanghebbende opnieuw in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald, maar belanghebbende heeft hier geen gebruik van gemaakt. Hierdoor heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk wordt verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/01211
Datum2 februari 2024
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 januari 2023, nr. 21/2555 AOW [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Belanghebbende heeft niet gekozen voor een domicilieadres in Nederland.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 27 oktober 2023 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 27 november 2023, welke brief eveneens per gewone post is verzonden aan het door belanghebbende opgegeven adres in het buitenland, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruikgemaakt.
Het beroep in cassatie moet daarom op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.