ECLI:NL:CRVB:2023:120

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
21 / 2555 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AOW-pensioen op basis van onvoldoende verzekeringsjaren

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1953 en met de Marokkaanse nationaliteit, had op 4 juli 2019 een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij stelde dat hij van 1974 tot 1979 in Nederland had gewoond en gewerkt, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft zijn aanvraag afgewezen. De Svb concludeerde dat appellant minder dan één jaar verzekerd was geweest voor de AOW, gebaseerd op hun onderzoek en de gegevens van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS).

De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de Svb zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de verzekeringsperioden van appellant. De rechtbank vond dat er geen bewijs was dat appellant langer dan de vastgestelde periodes in Nederland had gewoond of gewerkt. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geconcludeerd dat op basis van het onderzoek van de Svb en de overgelegde bewijsstukken niet kon worden vastgesteld dat appellant ten minste één jaar voor de AOW verzekerd was geweest. Hierdoor was de afwijzing van de aanvraag tot toekenning van het ouderdomspensioen terecht.

Uitspraak

21.2555 AOW

Datum uitspraak: 19 januari 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2021, 20/4061 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2022. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

Feiten
1.1.
Appellant is geboren in 1953 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 4 juli 2019 heeft appellant een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij van 1974 tot 1979 in Nederland heeft gewoond in de plaatsen Amersfoort en Roermond. Hij zou in die periode hebben gewerkt bij het bedrijf [naam bedrijf] in [plaatsnaam 1] en bij café-restaurant [naam café] in [plaatsnaam 2] .
Besluitvorming Svb
1.2.
Bij besluit van 16 augustus 2019 heeft de Svb de aanvraag afgewezen.
1.3.
Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 16 augustus 2019 heeft de Svb ongegrond verklaard in een besluit van 30 april 2020 (bestreden besluit), omdat hij minder dan één jaar verzekerd is geweest voor de AOW. Volgens de gegevens van de Svb is appellant verzekerd geweest van 7 juli 1974 tot en met 9 oktober 1974, van 1 september 1975 tot en met 1 december 1975 en van 1 september 1979 tot en met 27 oktober 1979. Het is niet aannemelijk geworden dat appellant nog in andere periodes in Nederland heeft gewerkt. Volgens de gegevens van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) is appellant ook niet in Marokko verzekerd geweest. Er zijn dus geen verzekeringstijdvakken in Marokko die kunnen worden opgeteld.
Wat heeft de rechtbank geoordeeld?
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank vindt dat de Svb terecht heeft vastgesteld dat appellant korter dan een jaar verzekerd is geweest voor de AOW en geen recht heeft op een ouderdomspensioen. De Svb heeft zorgvuldig onderzoek gedaan naar de perioden van wonen of werken in Nederland. Appellant is niet bekend bij de gemeenten Soest, Amersfoort en Roermond. Ook komt hij niet voor in het Schakelregister. Uit onderzoek bij het pensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven en het pensioenfonds Horeca & Catering is niet gebleken dat appellant in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Op basis van de door appellant overgelegde stukken is door de Svb aangenomen dat appellant verzekerd is geweest voor de in het bestreden besluit genoemde perioden. Dit is korter dan een jaar. Appellant heeft verder geen verifieerbare gegevens overgelegd op grond waarvan aannemelijk is dat er sprake is van meerdere verzekerde periodes van 1974 tot 1979. De CNSS heeft de Svb medegedeeld dat appellant niet verzekerd is geweest in Marokko. Hierdoor zijn er geen verzekerde tijdvakken in Marokko die kunnen worden opgeteld. De Svb heeft terecht vastgesteld dat appellant korter dan een jaar verzekerd is geweest en geen recht heeft op een ouderdomspensioen.
Wat hebben partijen aangevoerd?
3.1.
Appellant heeft aangevoerd dat hij recht heeft op een ouderdomspensioen, omdat hij in Nederland heeft gewoond en gewerkt in de periode van 1974 tot en met 1979.
3.2.
De Svb is het eens met de uitspraak van de rechtbank.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In geschil is of aannemelijk is dat appellant in meer periodes dan in het bestreden besluit is aangenomen in Nederland heeft gewoond en/of gewerkt en hij daardoor recht heeft op een ouderdomspensioen op grond van de AOW.
4.2.
Appellant heeft in hoger beroep geen wezenlijk nieuwe of andere gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen.
4.3.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak voldoende besproken en gemotiveerd dat de Svb het bezwaar van appellant tegen het besluit van 16 augustus 2019 terecht ongegrond heeft verklaard. De Raad ziet geen aanleiding hierover anders te oordelen en onderschrijft de overwegingen waarop de rechtbank dit oordeel baseert.
Conclusie
4.4.
Op basis van het onderzoek van de Svb, de door appellant overgelegde bewijsstukken en de gegevens van de CNSS, kan niet worden vastgesteld dat appellant ten minste één jaar voor de AOW verzekerd is geweest. Dit betekent dat de Svb de aanvraag tot toekenning van een ouderdomspensioen terecht heeft afgewezen. Dit betekent dat appellant geen gelijk heeft. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2023.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) R. van Doorn
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.