ECLI:NL:CRVB:2023:120
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag AOW-pensioen op basis van onvoldoende verzekeringsjaren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1953 en met de Marokkaanse nationaliteit, had op 4 juli 2019 een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij stelde dat hij van 1974 tot 1979 in Nederland had gewoond en gewerkt, maar de Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft zijn aanvraag afgewezen. De Svb concludeerde dat appellant minder dan één jaar verzekerd was geweest voor de AOW, gebaseerd op hun onderzoek en de gegevens van de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS).
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat de Svb zorgvuldig onderzoek had gedaan naar de verzekeringsperioden van appellant. De rechtbank vond dat er geen bewijs was dat appellant langer dan de vastgestelde periodes in Nederland had gewoond of gewerkt. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geconcludeerd dat op basis van het onderzoek van de Svb en de overgelegde bewijsstukken niet kon worden vastgesteld dat appellant ten minste één jaar voor de AOW verzekerd was geweest. Hierdoor was de afwijzing van de aanvraag tot toekenning van het ouderdomspensioen terecht.