ECLI:NL:HR:2024:151

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
23/01029
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de overheidsrechter in ontslagzaken met arbitragebeding en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [verzoeker] en EY Advisory Netherlands LLP (EYAN). De zaak betreft de vraag of de overheidsrechter bevoegd is om kennis te nemen van een ontslagzaak die onder een arbitragebeding valt. De Hoge Raad heeft de klachten van [verzoeker] over de beschikking van het gerechtshof Den Haag beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ook de vordering tot vergoeding van volledige proceskosten afgewezen. De kosten van het geding in cassatie zijn aan beide partijen opgelegd, waarbij [verzoeker] is veroordeeld tot betaling van € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris aan EYAN, en EYAN is veroordeeld tot betaling van € 1.800,-- voor salaris aan [verzoeker]. De uitspraak is gedaan door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock, F.R. Salomons, K. Teuben, en openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/01029
Datum2 februari 2024
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het incidentele cassatieberoep,
hierna: [verzoeker],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg,
tegen
EY ADVISORY NETHERLANDS LLP,
kantoorhoudende te Rotterdam, statutair gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het incidentele cassatieberoep,
hierna: EYAN,
advocaten: D.M. de Knijff en M.S. van der Keur.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak 9212015 \ VERZ 21-8269 van de rechtbank Rotterdam van 31 augustus 2021;
b. de beschikking in de zaak 200.300.375/01 van het gerechtshof Den Haag van 20 december 2022.
[verzoeker] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
EYAN heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van EYAN begroot op € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt EYAN in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
2 februari 2024.