Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep
3.Beslissing
2 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [verzoeker] en EY Advisory Netherlands LLP (EYAN). De zaak betreft de vraag of de overheidsrechter bevoegd is om kennis te nemen van een ontslagzaak die onder een arbitragebeding valt. De Hoge Raad heeft de klachten van [verzoeker] over de beschikking van het gerechtshof Den Haag beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel kwam, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ook de vordering tot vergoeding van volledige proceskosten afgewezen. De kosten van het geding in cassatie zijn aan beide partijen opgelegd, waarbij [verzoeker] is veroordeeld tot betaling van € 857,-- aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris aan EYAN, en EYAN is veroordeeld tot betaling van € 1.800,-- voor salaris aan [verzoeker]. De uitspraak is gedaan door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock, F.R. Salomons, K. Teuben, en openbaar uitgesproken door raadsheer A.E.B. ter Heide.