ECLI:NL:HR:2024:1502

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
23/03148
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake beslag en witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep ingesteld door het openbaar ministerie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2023. De rechtbank had in deze beschikking een klaagschrift van de klager, die verdacht werd van witwassen, gegrond verklaard. Het klaagschrift strekte tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Amsterdam voor herbehandeling van het beklag.

Echter, na de conclusie van de advocaat-generaal heeft het openbaar ministerie op 8 oktober 2024 aan de griffie van de Hoge Raad laten weten dat het beslag op de inbeslaggenomen voorwerpen is beëindigd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het openbaar ministerie geen belang meer heeft bij een oordeel van de Hoge Raad over het voorgestelde cassatiemiddel. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de gevolgen van het beëindigen van beslag voor de mogelijkheid om cassatie in te stellen. De beslissing is genomen door de vice-president M.J. Borgers, samen met de raadsheren M. Kuijer en C.N. Dalebout, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/03148 B
Datum22 oktober 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2023, nummer RK 21/6507, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing naar de rechtbank Amsterdam teneinde op het bestaande beklag opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Het cassatieberoep is gericht tegen een beschikking van de rechtbank van 4 juli 2023 waarbij een klaagschrift van de klager dat strekt tot teruggave van de in die beschikking genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, gegrond is verklaard.
2.2
Nadat de advocaat-generaal haar conclusie had genomen, heeft het openbaar ministerie bij brief van 8 oktober 2024 aan de griffie van de Hoge Raad laten weten dat opdracht is gegeven het beslag te beëindigen. Dit brengt met zich dat het openbaar ministerie geen belang meer heeft bij een oordeel van de Hoge Raad over het voorgestelde cassatiemiddel. Het beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 oktober 2024.