ECLI:NL:HR:2024:1494

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
18 oktober 2024
Zaaknummer
22/01554
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rijden met ongeldig rijbewijs na mededeling door politie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1960, had in eerste aanleg vrijspraak gekregen, maar het Openbaar Ministerie ging in cassatie. De kern van de zaak draait om de vraag of de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De politie had de verdachte op 2 augustus 2019 persoonlijk geïnformeerd over de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, en de verdachte had verklaard te begrijpen dat hij niet mocht rijden. Het hof had geoordeeld dat de verdachte op 28 november 2020 wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof voldoende gemotiveerd was en dat het cassatiemiddel niet tot cassatie leidde. Daarnaast werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dit had geen verdere rechtsgevolgen. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01554
Datum22 oktober 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 april 2022, nummer 21-002833-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat in Almere, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel komt op tegen de bewezenverklaring en klaagt dat het oordeel van het hof dat de verdachte op 2 augustus 2019 door de politie persoonlijk en ondubbelzinnig op de hoogte is gesteld van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, onjuist dan wel ontoereikend is gemotiveerd.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de opgelegde gevangenisstraf van vier weken volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 oktober 2024.