Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
22 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1960, had in eerste aanleg vrijspraak gekregen, maar het Openbaar Ministerie ging in cassatie. De kern van de zaak draait om de vraag of de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De politie had de verdachte op 2 augustus 2019 persoonlijk geïnformeerd over de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, en de verdachte had verklaard te begrijpen dat hij niet mocht rijden. Het hof had geoordeeld dat de verdachte op 28 november 2020 wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het hof voldoende gemotiveerd was en dat het cassatiemiddel niet tot cassatie leidde. Daarnaast werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dit had geen verdere rechtsgevolgen. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.