ECLI:NL:GHARL:2022:2953

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
21-002833-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling tot gevangenisstraf voor overtreding van de Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van twee tenlastegelegde feiten, maar het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van feit 1, dat betrekking heeft op het rijden zonder geldig rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de verdachte op [datum 1] wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, maar desondanks een motorrijtuig bestuurde. Het hof heeft de verdediging van de verdachte verworpen, die stelde niet op de hoogte te zijn van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op [datum 4] door de politie op de hoogte was gesteld van de ongeldigverklaring. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken en de inbeslaggenomen auto is verbeurd verklaard. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de recidive van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002833-21
Uitspraak d.d.: 13 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 8 juni 2021 met parketnummer 96-305815-20 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 96-031008-17, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats]

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot verbeurdverklaring van de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto en tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.P.A. Kint, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 8 juni 2021 verdachte ter zake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten vrijgesproken. Voorts heeft de politierechter beslist tot teruggave aan de rechthebbende van de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto en tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling.
Tegen dit vonnis is door het Openbaar Ministerie hoger beroep ingesteld voor zover het betreft feit 1. Dit betekent dat in hoger beroep slechts het onder 1 tenlastegelegde feit aan de orde is.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks [datum 1] te [plaats] , gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Rijksweg [snelweg] Links (hmp 249.5), als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
Door de raadsman is namens verdachte naar voren gebracht dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit nu verdachte niet op de hoogte was van het feit dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, omdat hij - kortgezegd - daar geen documenten van heeft ontvangen waarin die ongeldigverklaring per zekere datum met zoveel woorden is vermeld.
Oordeel van het hof
Het hof verwerpt het namens verdachte gevoerde verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat bij besluit van [datum 2] het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) het rijbewijs van verdachte met ingang van [datum 3] ongeldig heeft verklaard. Deze beslissing is aangetekend verzonden naar het adres [adres] , zijnde het bij het CBR bekende adres van verdachte. Hiermee staat, blijkens de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad, evenwel niet vast dat verdachte toen ook op de hoogte was geraakt van de ongeldigheid van zijn rijbewijs.
In het strafdossier bevindt zich tevens een proces-verbaal waaruit blijkt dat verdachte op [datum 4] is aangehouden op verdenking van artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994. Uit dit proces-verbaal blijkt dat door de politie op voornoemde datum aan verdachte is medegedeeld dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Ook heeft verdachte bij die gelegenheid verklaard te begrijpen dat hij met deze rijbewijsmaatregel niet mag rijden en blijkt voorts uit het proces-verbaal dat verdachte kennis heeft genomen van de aangekruiste zinnen op het proces-verbaal en dat hij deze verklaring vervolgens heeft ondertekend.
Het hof stelt, gelet op voorgaande, vast dat verdachte op [datum 4] door de politie persoonlijk en ondubbelzinnig op de hoogte is gesteld van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. De enkele omstandigheid dat verdachte stelt dat hij tijdens een aanhouding eerder in [datum 5] van een verbalisant te horen heeft gekregen dat zijn rijbewijs niet ongeldig was verklaard, maar dat alles "prima in orde was", maakt dit - wat daar ook van zij - naar het oordeel van het hof niet anders. Nu niet is gesteld en evenmin is gebleken dat het rijbewijs in een later stadium, en voor de tenlastegelegde pleegdatum, aan verdachte is verzonden dan wel teruggegeven, is het hof derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op [datum 1] wist dat zijn rijbewijs ongeldig was en dat hij desondanks op die datum toch als bestuurder in een auto heeft gereden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op [datum 1] te [plaats] , gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Rijksweg [snelweg] Links (hmp 249.5), als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op [datum 1] een auto bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door aldus te handelen heeft verdachte de regels die gelden in het verkeer en die de verkeersveiligheid dienen, niet nageleefd. Bovendien heeft hij, door met een auto te gaan rijden terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard, er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan besluiten van een instantie die mede met het oog op de verkeersveiligheid belast is met onder meer de beoordeling van de geldigheid van rijbewijzen en de rijvaardigheid van personen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van [datum 6] , waaruit blijkt dat verdachte in het verleden meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. De eerder door de rechter opgelegde (deels) voorwaardelijke gevangenisstraffen, rijontzeggingen en geldboetes hebben verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden weer een soortgelijk misdrijf te plegen. Dit leidt ertoe dat het hof enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als strafmodaliteit opportuun acht.
Gelet op de ernst van de feiten en de recidive van verdachte, acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken passend en geboden.

Beslag

Het bewezenverklaarde feit is begaan met betrekking tot de hierna te noemen inbeslaggenomen auto. Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd, dat de inbeslaggenomen auto niet aan verdachte toebehoort, maar aan zijn partner, mevrouw [naam] en dat de auto aan haar teruggegeven zou moeten worden.
Nu uit het dossier blijkt dat verdachte op de KVI als eigenaar van de auto vermeld staat en hij op [datum 7] nog als kentekenhouder genoemd staat, gaat het hof er op grond daarvan uit dat de auto ten tijde van het strafbare feit verdachte toebehoorde. De auto zal daarom verbeurd worden verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK personenauto [nummer] (omschrijving: [nummer,merk,chassisnummer] ).
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. F. van der Maden en mr. A. Meester, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.J. Flach, griffier,
en op 13 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.