Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
22 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 maart 2023. De verdachte, geboren in 1995, was in hoger beroep veroordeeld voor vernieling van een paslezer in een lijnbus en voor het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De advocaat van de verdachte, M.I. L'Ghdas, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, terwijl de advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De kern van de zaak betreft de bewijsklacht met betrekking tot de vernieling, waarbij de vraag aan de orde was of de verklaring van de buschauffeur voldoende steun vond in ander bewijsmateriaal, conform artikel 342.2 van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast werd de strafmotivering van het hof onder de loep genomen, waarbij de Hoge Raad moest vaststellen of het hof in het bijzonder redenen had opgegeven voor het opleggen van een vrijheidsbenemende straf, zoals vereist door artikel 359.6 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.