ECLI:NL:GHSHE:2023:2572

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
20-001025-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep betreffende vernieling en niet voldoen aan ambtelijk bevel

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een goed dat aan een ander toebehoort, en voor het opzettelijk niet voldoen aan een ambtelijk bevel. De feiten vonden plaats op 30 december 2021, toen de verdachte in een bus een paslezer vernielde. De politierechter had ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van 1 maand. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis heeft gevorderd. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het eerste feit, maar geen verweer gevoerd voor het tweede feit. Het hof heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en processen-verbaal, en heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs is voor de veroordeling van de verdachte. Het hof heeft de verklaring van getuige [getuige] als betrouwbaar beschouwd, ondanks de verdediging die twijfels uitte over de getuigenverklaring en de afwezigheid van camerabeelden.

Het hof heeft de strafmaat overwogen en bevestigd dat de opgelegde gevangenisstraf van 4 weken passend is, mede gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte. De omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als mantelzorger, zijn niet voldoende om van een andere strafmaat af te wijken. Het hof heeft de beslissing van de politierechter om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen eveneens bevestigd. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Parketnummer: 20-001025-22

Uitspraak : 22 maart 2023
TEGENSPRAAK (ex artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 25 april 2022 met parketnummer
01-011164-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met parketnummer
13-021755-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1995,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen (feit 1);
  • opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken.
Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand (in de zaak met parketnummer 13-021755-20).
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep integraal zal bevestigen.
Namens de verdachte is primair vrijspraak bepleit ten aanzien van het tenlastegelegde
onder 1. Er is geen inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van het tenlastegelegde onder 2. Voorts is door de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling van de gronden waarop dit berust en onder meer de aanvulling van de toepasselijke wettelijke voorschriften, inhoudende dat de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht worden toegevoegd..
Bewijsmiddelen [1]
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 31 december 2021, (pagina’s 3- 4) met fotobijlage (pagina 5), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [aangever] namens slachtoffer [slachtoffer] :
Plaats delict: [adres 2]
Pleegdatum/tijd: donderdag 30 december 2021 om 23.40 uur
Ik doe aangifte van vernieling van een paslezer uit een bus. Deze bus en paslezer zijn eigendom van [slachtoffer] . Ik ben werkzaam bij [slachtoffer] en ben om die reden ook
gemachtigd voor het doen van aangifte. Ik ben via de meldkamer in Utrecht verzocht om ter plaatse te gaan kijken bij bus 9504. Hier zou een vervelend persoon in de bus zijn. Ter plaatse hoorde ik dat de buschauffeur van de bus zei dat er een paslezer van de bus werd vernield. Dit betrof de achterste paslezer in de bus. Door middel van deze paslezer kunnen personen in- en uitchecken met hun vervoersbewijs. Van de vernielde paslezer heb ik een foto gemaakt en deze verstrek ik aan de politie.
2.
Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte d.d. 31 december 2021, (pagina’s 6 en 7), voor zover inhoudende, als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op vrijdag 31 december 2021 omstreeks 00:17 uur hielden wij op de locatie
[adres 2] als verdachte aan:
Achternaam [verdachte]
Voornamen [verdachte]
Geboren op [geboortedag] 1995
Geboorteplaats [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] )
Op donderdag 30 december 2021 waren wij belast met de noodhulp in
Eindhoven. Wij ontvingen van de Operationele Meldkamer de melding van een man die
vernielingen had gepleegd in de lijnbus met het nummer 401.
De bus waarin de verdachte zou zitten zou zijn gevaarlichten aan hebben staan.
Ter plaatse op het station zagen wij een bus staan met knipperende gevaarlichten. Wij zagen dat het ging om bus met het nummer 401. Ik, [verbalisant 1] , liep richting de deur van de bus en werd daar opgevangen door de buschauffeur. Ik, [verbalisant 1] , hoorde de buschauffeur zeggen dat de man die de vernieling had gepleegd achterin de bus zou zitten. De buschauffeur gaf aan dat het om een man zou gaan met een donkere huidskleur en een zwart petje op. Ik zag dat de buschauffeur een man aanwees die achterin de bus zat. Ik zag dat de man naast een ander persoon zat. Ik, [verbalisant 1] , vroeg ter bevestiging aan de buschauffeur of het de juiste man was. Ik, [verbalisant 1] , hoorde de buschauffeur zeggen dat het de juiste man was.
Ik, [verbalisant 1] , ben verder de bus ingelopen en heb de verdachte aangesproken. Ik, [verbalisant 1] , deelde de verdachte mede dat hij was aangehouden.
3.
De eigen waarneming van het hof op de foto die als bijlage bij de zojuist genoemde aangifte op pagina 5 is gevoegd, inhoudende:
Het hof neemt op de foto waar dat de paslezer onder het display, te weten de plek waar een OV-pas ervoor kan worden gehouden, kapot is. Het gedeelte waar de scanner zit, is gebroken.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 31 december 2021 (pagina 14), voor zover inhoudende als verklaring van [getuige] :
Vandaag 30 december 2021, omstreeks 23.45 uur, zat ik in de bus. Ik zag een man helemaal achterin de bus. Dit betreft de man die later door de politie is aangehouden. Ik hoorde en zag dat die man een beweging maakte met zijn arm in de richting van een apparaat waarmee je in- en uit kan checken met je OV-kaart. Ik hoorde meteen een harde knal. Kort daarna zag ik dat het glas van dat apparaat stuk was geslagen door de man. Ik zag dat de man agressief was. Kort daarna kwam de politie en werd de man aangehouden.
5.
Het proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten d.d. 31 december 2021 betreffende (pagina’s 10-11), op ambtsbelofte opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende:
Op donderdag 30 december 2021 om 23:59 uur werd een onderzoek ingesteld naar de
aanwezigheid van middelen, ingevolge artikel 55d lid 1 Sv (Besluit middelenonderzoek
bij geweldplegers), ten tijde van het plegen van vernieling van openbaar
vervoer door verdachte:
Achternaam [verdachte]
Voornamen [verdachte]
Geboren op [geboortedag] 1995
Geboorteplaats [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] )

Aanwijzingen middelengebruik

Ik zag dat:
de verdachte onvast ter been was. Ik hoorde dat de verdachte sprak met dubbele tong.
Ik rook dat de verdachte rook naar het inwendig gebruik van alcohol.

Voorlopig onderzoek uitgeademde lucht

Ik heb op vrijdag 31 december 2021 om 00:00 uur de aangehouden verdachte bevolen mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht als bedoeld in artikel 55d, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Weigering

De verdachte weigerde, na mededeling van de gevolgen daarvan, mee te werken aan het voorlopige onderzoek uitgeademde lucht, waardoor hij tevens als verdachte van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (niet opvolgen van bevel of vordering) wordt aangemerkt.
De weigering bleek uit: ik hoorde dat de verdachte zei dat hij nergens aan mee ging werken. Na het nogmaals vorderen weigerde de verdachte nog steeds.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om de verdachte te veroordelen ter zake van vernieling. Daartoe is aangevoerd dat er zich in het dossier slechts één getuigenverklaring bevindt waarin de verdachte wordt aangewezen als de persoon die de vernieling heeft gepleegd. Bovendien zijn er geen camerabeelden beschikbaar waarop de vernieling zichtbaar is. Getuige [getuige] is de enige persoon die meent gezien te hebben dat verdachte degene was die de vernieling zou hebben gepleegd. De verdediging is van mening dat deze getuige ten overstaan van de politie op verschillende punten een andere verklaring heeft afgelegd dan ten overstaan van de raadsheer-commissaris in hoger beroep. Zo verklaart hij ten overstaan van de politie dat de man samen met een ander in de bus zou hebben gezeten, maar ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft de getuige verklaard dat hij zich herinnert dat de bewuste man alleen was. De getuige kan bovendien geen specifieke uiterlijke kenmerken noemen van de man die de paslezer in de bus heeft vernield en hij kon zich niet meer herinneren dat de politie naar aanleiding van het delict telefonisch contact heeft opgenomen met hem.
Voorts voert de verdediging aan dat ook verbalisant [verbalisant 1] geen beschrijving heeft gegeven van de uiterlijke kenmerken van de verdachte. Aldus stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die de vernieling heeft gepleegd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
In hetgeen door de verdediging is aangevoerd ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [getuige] afgelegd ten overstaan van de politie. Deze verklaring is afgelegd direct na het incident en vindt steun in de overige gebezigde bewijsmiddelen. Verdachte is immers aangehouden terwijl hij nog in de lijnbus ‘lijn 401’, busnummer 9504, zat en getuige [getuige] heeft direct verklaard dat hij zag dat de man die eerder de vernieling had gepleegd door de politie werd aangehouden. Getuige [getuige] heeft bovendien ten overstaan van de raadsheer-commissaris zijn eerdere verklaring bevestigd door te zeggen dat de man die hij door de politie geboeid zag worden de man was die de kaartlezer kapot sloeg. Dat de getuige bij de raadsheer-commissaris geen signalement kan geven van ‘de vernieler’ van de paslezer maakt dit niet anders en ook niet dat hij zich kennelijk niet herinnert dat er kort na het afleggen van zijn verklaring nog een keer kort telefonisch contact is geweest met de politie. Dat verbalisant [verbalisant 1] geen beschrijving heeft gegeven van de uiterlijke kenmerken van de verdachte maakt het oordeel van het hof ook niet anders, nu verbalisant [verbalisant 1] de verdachte heeft aangehouden die door de buschauffeur werd aangewezen en waarover getuige [getuige] heeft verklaard.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Aanvullende strafmaatoverwegingen
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd, inhoudende dat aan de verdachte geen gevangenisstraf wordt opgelegd. De verdachte is samen met zijn zus mantelzorger voor zijn oma. Zijn oma financiert dit door middel van een persoonsgebonden budget (PGB). Als de verdachte gedetineerd raakt, kan hij deze zorg niet langer zelf verlenen. De raadsman stelt dat het taakstrafverbod weliswaar van toepassing is, maar verzoekt desalniettemin om – in geval van bewezenverklaring- te volstaan met het opleggen van een taakstraf.
In aanvulling op wat de politierechter reeds ten aanzien van de strafoplegging heeft overwogen, overweegt het hof het volgende.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 januari 2023, waaruit blijkt dat hij ten tijde van het bewezenverklaarde feit eerder onherroepelijk was veroordeeld, waaronder driemaal ter zake feiten, soortgelijk aan het onder feit 2 bewezenverklaarde. De verdachte liep zelfs nog in een proeftijd van de laatste veroordeling daarvoor. Ter zake van de twee eerste veroordelingen voor het - kort gezegd - niet opvolgen van een ambtelijk bevel, is de verdachte een taakstraf opgelegd, die hij vervolgens niet heeft verricht. Verdachte heeft in plaats daarvan de vervangende hechtenis uitgezeten. Deze eerdere veroordelingen hebben hem er niet van kunnen weerhouden opnieuw (deels vergelijkbare) strafbare feiten te plegen. Uit voornoemd uittreksel maakt het hof tot slot op dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Met de politierechter is het hof derhalve van oordeel dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het dossier naar voren is gekomen, een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken passend en geboden is. Het hof bevestigt deze door de rechtbank opgelegde straf en de motivering daarvan. Dat verdachte samen met zijn zus mantelzorger is voor zijn oma maakt dit oordeel niet anders.
Het hof zal mede om die reden ook de beslissing van de politierechter omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 1 maand bevestigen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. G.J. Schiffers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen en B. Kocyilmaz-Yazi, griffiers,
en op 22 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
De griffiers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vermelde pagina’s verwijzen naar de paginanummering van het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, District Eindhoven, Basisteam De Kempen, zaakregistratienummer: PL2100-2021289464, sluitingsdatum 5 februari 2022, doorgenummerde pagina’s 1-18.