In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie ingesteld door G. Gieben tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 februari 2023. Het beroep in cassatie was ingesteld namens [X], maar de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet de vereiste machtiging of verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd was om het beroep in cassatie in te stellen. De griffier van de Hoge Raad had op 19 augustus 2024 een verzoek gedaan om een bewijsstuk over te leggen, maar dit is niet gebeurd. Hierdoor concludeert de Hoge Raad dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk is. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.