ECLI:NL:HR:2024:1429

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
23/03018
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over omzetbelasting bij invoer en vertegenwoordiging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de toepassing van omzetbelasting bij invoer. De zaak betreft [X] B.V. die in cassatie ging tegen de Staatssecretaris van Financiën, naar aanleiding van een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 juni 2023. De belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Biermasz en F. Taptik, had hoger beroep ingesteld tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland. De kwestie draait om de uitgereikte uitnodigingen tot betaling van omzetbelasting aan [A] B.V. en de rol van de directe vertegenwoordiger in het douaneregeling. De Hoge Raad oordeelde dat het middel faalt op de gronden zoals vermeld in de rechtsoverwegingen van een eerder arrest van 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1626, dat betrekking heeft op de uitleg van artikelen van het Communautair douanewetboek. De Hoge Raad concludeerde dat de inhoud en strekking van de relevante artikelen van het Douanewetboek van de Unie niet anders zijn dan die van het CDW. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03018
Datum11 oktober 2024
ARREST
in de zaak van
[X] B.V. (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 juni 2023, nrs. 22/02299 en 22/02300 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nrs. HAA 19/3118 en HAA 19/3119) betreffende ten aanzien van [A] B.V. uitgereikte uitnodigingen tot betaling van omzetbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Biermasz en F. Taptik, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel faalt op de gronden zoals vermeld in de rechtsoverwegingen 4.3 tot en met 4.6 van het arrest van de Hoge Raad van 24 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1626. Dat arrest ziet op de uitleg van de artikelen 231 en 243 van het Communautair douanewetboek (hierna: het CDW). Het is buiten redelijke twijfel dat de inhoud en strekking van de artikelen 44 en 109, lid 2, van het Douanewetboek van de Unie niet anders is dan de hiervoor vermelde artikelen van het CDW.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024.