ECLI:NL:HR:2024:1428

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
24/01104
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep inzake beslag op honden na bijtincident

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de klaagster tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin beslag is gelegd op drie honden naar aanleiding van een bijtincident. De klaagster heeft een beroep ingesteld, maar de advocaat heeft de cassatieschriftuur te laat ingediend bij de Hoge Raad. De wet stelt duidelijke termijnen voor het indienen van een schriftuur met cassatiemiddelen, en deze verplichting is niet nageleefd. Hierdoor kan de Hoge Raad het beroep van de klaagster niet in behandeling nemen, zoals bepaald in artikel 447 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering.

De advocaat-generaal, P.M. Frielink, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de termijn voor het indienen van de schriftuur is overschreden. Dit leidt tot de conclusie dat de Hoge Raad niet kan ingaan op de inhoud van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft op 15 oktober 2024 besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/01104 B
Datum15 oktober 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 29 februari 2024, nummer RK 24/002183, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft J. Biemond, advocaat in 's-Gravenhage, een schriftuur ingediend, die echter pas bij de griffie van de Hoge Raad is ingekomen nadat de daarvoor in de wet gestelde termijn was verlopen.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de klaagster een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de klaagster niet in behandeling kan nemen (zie artikel 447 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 oktober 2024.