ECLI:NL:HR:2024:1415

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
23/01745
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van strafoplegging wegens gebrekkige motivering in verduisteringszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor verduistering en kreeg een gevangenisstraf van één week opgelegd. De verdediging stelde dat het hof in strijd met artikel 359 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet in het bijzonder de redenen had opgegeven die leidden tot de keuze voor een vrijheidsbenemende straf. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de straf was opgelegd, en dat de verwijzing naar een eventueel op te maken proces-verbaal van de terechtzitting niet voldeed aan de vereisten van artikel 359 lid 5 Sv. Dit gebrek in de motivering leidde tot de nietigheid van de strafoplegging, zoals ook eerder is vastgesteld in HR 2016:2191. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. De Hoge Raad benadrukte dat de redenen voor de straf in het arrest zelf moeten worden opgenomen, zonder te verwijzen naar een proces-verbaal dat mogelijk nog niet beschikbaar is op het moment van uitspraak.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01745
Datum5 november 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2023, nummer 21-001358-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D. Bektesević, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof in strijd met artikel 359 lid 6 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in zijn uitspraak niet in het bijzonder de redenen heeft opgegeven die hebben geleid tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
2.2.1
Het hof heeft de verdachte wegens verduistering veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week. Het hof heeft de strafoplegging als volgt gemotiveerd:
“Het hof heeft onmiddellijk na het onderzoek ter terechtzitting van 19 april 2023 uitspraak gedaan in aanwezigheid van de raadsman van verdachte, mr. D. Bektesevic.
De strafoplegging is toen mondeling gemotiveerd. Deze motivering wordt opgenomen in het eventueel op te maken proces-verbaal van de zitting en dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De aldus gemotiveerde strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.”
2.2.2
Het in de conclusie van de advocaat-generaal onder 5 gedeeltelijk weergegeven proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt geen weergave in van de mondelinge strafmotivering.
2.2.3
De raadsman van de verdachte heeft op grond van artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden verzocht om toezending van een eventueel afzonderlijk opgemaakt proces-verbaal van de terechtzitting waarop in hoger beroep uitspraak is gedaan. Daarnaar gevraagd heeft het hof aan de Hoge Raad bericht dat zo’n afzonderlijk proces-verbaal niet is opgemaakt.
2.3
De hiervoor onder 2.2.1 weergegeven overwegingen bevatten geen opgave van de redenen die in het bijzonder hebben geleid tot de keuze van het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. Dat is in strijd met artikel 359 lid 6 Sv. Dat verzuim leidt op grond van artikel 359 lid 8 Sv tot nietigheid (vgl. HR 27 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2191).
2.4
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.
2.5
Opmerking verdient dat het hof, door in zijn arrest voor de strafmotivering te verwijzen naar het eventueel op te maken proces-verbaal van de terechtzitting ook niet heeft voldaan aan het vereiste van artikel 359 lid 5 Sv dat het arrest de redenen opgeeft die de straf hebben bepaald of tot de maatregel hebben geleid. Dat die redenen in het arrest worden opgenomen, zonder daarbij een verwijzing naar het proces-verbaal van de terechtzitting te hanteren, is van belang omdat, gelet op de regeling van artikel 327a Sv, op het moment dat het arrest wordt gewezen een (volledig) proces-verbaal van de terechtzitting (nog) niet beschikbaar hoeft te zijn. (Vgl. HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:232.)

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T.B. Trotman en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 november 2024.