Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
22 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 november 2022. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene, die in 1958 is geboren. De betrokkene had een beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij het hof oordeelde dat het bedrag dat de betrokkene zou hebben verduisterd, volledig als wederrechtelijk verkregen voordeel van hem persoonlijk kon worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep van de betrokkene verworpen.