Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
16 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, die in 1995 is geboren. De advocaat C. Reijntjes-Wendenburg heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak betreft een moord die in 2018 plaatsvond in een foodtruck in Curaçao, waarbij de verdachte met een vuurwapen drie kogels op een ander heeft afgevuurd. Daarnaast is er sprake van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, in strijd met de Vuurwapenverordening. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij de verdachte onder andere aanvoerde dat er onbetrouwbare getuigenverklaringen en bewijsmateriaal waren gebruikt waarvan de relevantie niet duidelijk was.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het hof in stand blijft.