Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
8 oktober 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een verzoek tot aanhouding van de behandeling van de strafzaak, waarin de verdachte was veroordeeld voor openlijke geweldpleging en belediging van politieambtenaren. De verdachte, geboren in 1998, was uitgezet naar Polen en had mogelijk geen kennis van de zitting. Het hof had het aanhoudingsverzoek afgewezen, omdat niet aannemelijk was gemaakt dat de verdachte van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wilde maken. De Hoge Raad oordeelde echter dat het hof niet had vastgesteld of de oproeping voor de zitting aan de verdachte persoonlijk was uitgereikt of dat hij anderszins op de hoogte was geraakt van de zitting. Dit gebrek in de motivering leidde tot de conclusie dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek ontoereikend was gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.