ECLI:NL:HR:2024:1392

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
22/02289
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam inzake rijden zonder rijbewijs en het aanwezige recht van de verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 juni 2022. De verdachte, geboren in 1998, was veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs. Het procesverloop in cassatie begon met een beroep van de verdachte, waarbij zijn advocaat D. Bektesević een cassatiemiddel indiende. De advocaat-generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De Hoge Raad beoordeelde het cassatiemiddel dat klaagde over de beslissing van het hof om de zaak buiten aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsvrouw inhoudelijk te behandelen. De Hoge Raad constateerde dat de dagvaarding voor de zitting van 10 juni 2022 sprak van een 'rolzitting', bedoeld om de verdachte in de gelegenheid te stellen bezwaren tegen het vonnis op te geven. De verdachte had echter voorafgaand aan de zitting zijn bezwaren al kenbaar gemaakt via een appelschriftuur. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van het hof om verstek te verlenen en de zaak buiten aanwezigheid van de verdachte voort te zetten, niet begrijpelijk was.

De Hoge Raad vernietigde daarom de uitspraak van het hof en wees de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze uitspraak benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van de verdachte in het strafproces en de noodzaak voor de rechter om dit recht te respecteren, vooral in situaties waarin de verdachte zijn bezwaren tijdig heeft ingediend.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02289
Datum8 oktober 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 juni 2022, nummer 23-002991-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D. Bektesević, advocaat in Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof om de zaak buiten aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsvrouw inhoudelijk te behandelen en af te doen.
2.2.1
De stukken die voor de beoordeling van het cassatiemiddel van belang zijn, houden het volgende in.
2.2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 3 juni 2022 houdt onder meer in:
“De verdachte, gedagvaard als
(...)
is niet ter terechtzitting verschenen.
De raadsvrouw van de verdachte, mr. L. Snel, is evenmin verschenen.
De raadsheer maakt melding van een e-mailbericht van 11 april 2022 dat namens de raadsvrouw is verzonden. De raadsvrouw verzoekt om aanhouding van de behandeling van onderhavige strafzaak, omdat zij niet aanwezig kan zijn bij de terechtzitting van heden.
De raadsheer deelt mede dat namens het hof op voorhand aan de verdediging is medegedeeld dat het verzoek om aanhouding zal worden ingewilligd. De raadsvrouw is akkoord gegaan met de nieuwe datum en tijd.
Gehoord de advocaat-generaal deelt de raadsheer vervolgens als beslissing van het hof mede dat het onderzoek wordt geschorst tot de terechtzitting van 10 juni 2022 te 12.30 uur.
(...)
Noot: Voor de behandeling van onderhavige zaak op de volgende zitting dienen 5 minuten te worden gereserveerd.”
2.2.3
De dagvaarding van de verdachte van 20 april 2022 om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 10 juni 2022 houdt onder meer in:
“De advocaat-generaal dagvaardt
(...)
naam [verdachte]
(...)
om te verschijnen op de ROLZITTING van het gerechtshof Amsterdam, IJdok 20 te Amsterdam, op vrijdag 10 juni 2022 te 12:30, teneinde in hoger beroep terecht te staan terzake van het hem in eerste aanleg tenlastegelegde bij de dagvaarding(en), met inbegrip van eventuele in eerste aanleg door het OM gevorderde en door de rechtbank toegestane wijzigingen, vanwege de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam betekend onder parketnummer 96-243969-19, met verwijzing naar de mededelingen aan de onderzijde van deze dagvaarding.
(...)
U bent gedagvaard om te verschijnen op een ROLZITTING van het hof omdat u hoger beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak van de kantonrechter/politierechter/meervoudige kamer van de rechtbank. Omdat u geen bezwaren heeft opgegeven tegen het vonnis waartegen u hoger beroep heeft ingesteld zal uw zaak op de in de dagvaarding aangegeven datum en tijdstip worden behandeld op een zogenaamde ROLZITTING van het gerechtshof te Amsterdam. Deze zitting is bedoeld om u in de gelegenheid te stellen alsnog uw bezwaren op te geven tegen het vonnis, waarna de behandeling van uw strafzaak direct zal worden aangehouden tot een nadere datum waarop uw strafzaak inhoudelijk behandeld zal worden. Tijdens de behandeling bestaat niet de mogelijkheid om inhoudelijk op uw strafzaak in te gaan of om onderzoekswensen naar voren te brengen. U bent immers al in de gelegenheid gesteld om onderzoekswensen op te geven, van welke mogelijkheid u geen gebruik heeft gemaakt. Deze behandeling is uitsluitend bedoeld om te inventariseren of en zo ja, wat de bezwaren zijn tegen het vonnis waartegen door of namens u hoger beroep is ingesteld. U dient er rekening mee te houden dat indien u niet verschijnt en door u ook niet voorafgaand aan of tijdens de zitting bezwaren zijn opgegeven tegen het vonnis waartegen u beroep heeft ingesteld de kans bestaat dat het hof u conform artikel 416 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering niet ontvankelijk verklaart in het door u ingestelde hoger beroep.”
2.2.4
Een appelschriftuur als bedoeld in artikel 410 van het Wetboek van Strafvordering van 9 juni 2022 houdt onder meer in:
“Appellant is op 22 oktober 2021 door de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam veroordeeld in de zaak met bovenvermeld parketnummer. Appellant stelde hiertegen tijdig hoger beroep in.
Appellant is het niet eens met de beslissing tot verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen goed, te weten een personenauto, zonder daarbij rekening te houden met hetgeen is bepaald in art. 33c Sr.”
2.2.5
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 10 juni 2022 houdt onder meer in:
“De verdachte, gedagvaard als:
(...)
is niet verschenen.
De raadsvrouw van de verdachte mr. L. Snel, advocaat te Amsterdam, is evenmin verschenen.
De raadsheer deelt mede dat de zaak bepaald is aangehouden van de zitting van 3 juni 2022 op verzoek van de verdediging en dat in overleg de zaak vandaag behandeld zou worden.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan.
(...)
De raadsheer houdt voor de stukken in het dossier, alsmede de appelschriftuur. (...)
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mee terstond mondeling arrest te zullen wijzen.”
2.2.6
Het hof heeft de verdachte bij arrest van 10 juni 2022 veroordeeld voor - kort gezegd - rijden zonder rijbewijs.
2.3
Gelet op het onder 2.2 weergegeven procesverloop - in het bijzonder de omstandigheden dat (i) in de dagvaarding voor de zitting van 10 juni 2022 wordt gesproken van een “rolzitting” die “is bedoeld om u in de gelegenheid te stellen alsnog uw bezwaren op te geven tegen het vonnis, waarna de behandeling van uw strafzaak direct zal worden aangehouden tot een nadere datum waarop uw strafzaak inhoudelijk behandeld zal worden” en (ii) de verdachte al voorafgaand aan die zitting zijn bezwaren met een appelschriftuur had opgegeven - is de beslissing van het hof om verstek te verlenen tegen de niet verschenen verdachte en te bevelen dat buiten zijn aanwezigheid met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan, niet begrijpelijk. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 oktober 2024.