ECLI:NL:HR:2024:1375
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door [A] namens [X]. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 maart 2024, met de nummers BK-ARN 23/535 tot en met 23/540. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet de vereiste machtiging of verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd was om namens [X] beroep in cassatie in te stellen. Dit gebrek aan bevoegdheid leidde ertoe dat de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaarde. De griffier had eerder verzocht om een bewijsstuk van de machtiging, maar dit was niet overgelegd. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op de genoemde datum.