ECLI:NL:HR:2024:1365

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
23/01178
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake Wet waardering onroerende zaken 2019

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de belanghebbenden [X1] en [X2] tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 9 februari 2023, nummer 21/01695. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nummer AMS 20/4207) die betrekking had op een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2019. De belanghebbenden, vertegenwoordigd door A. Bakker, hebben hun klachten over de uitspraak van het Hof ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbenden beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2024.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/01178
Datum4 oktober 2024
ARREST
in de zaak van
[X1] en [X2] (hierna: belanghebbenden)
tegen
het COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE AMSTERDAM
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 9 februari 2023, nr. 21/01695, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. AMS 20/4207) betreffende een ten aanzien van belanghebbenden gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken voor het jaar 2019.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden, vertegenwoordigd door A. Bakker, hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.