ECLI:NL:HR:2024:1359

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
24/02436
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak voorzieningenrechter inzake Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie dat was ingesteld door [X] tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland. De uitspraak van de rechtbank dateert van 31 mei 2024 en betreft een besluit op grond van de Wet langdurige zorg. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling allereerst gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter indien dit bij wet is bepaald. In dit geval is het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat artikel 28, lid 4, letter c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat geen cassatie kan worden ingesteld tegen uitspraken van de voorzieningenrechter die zijn gedaan op basis van artikel 8:84, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/02436
Datum4 oktober 2024
ARREST
op het door [X] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland van 31 mei 2024, nr. HAA 24/1128 betreffende een besluit op grond van de Wet langdurige zorg.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Artikel 28, lid 4, letter c, AWR bepaalt dat geen beroep in cassatie kan worden ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank die, zoals in dit geval, is gedaan met toepassing van artikel 8:84, lid 2, Awb. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.