ECLI:NL:HR:2024:1356

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
24/02104
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak voorzieningenrechter bestuursrechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. Het beroep in cassatie was ingesteld door [X] tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 19 april 2024, met nummer HAA 23/6990. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie. Volgens artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan de Hoge Raad alleen kennisnemen van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter indien dit bij wet is bepaald. In dit geval was het beroep in cassatie niet ontvankelijk, omdat artikel 28, lid 4, letter c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) bepaalt dat er geen cassatie kan worden ingesteld tegen uitspraken van de voorzieningenrechter die zijn gedaan op basis van artikel 8:84, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, met de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, en is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/02104
Datum4 oktober 2024
ARREST
op het door [X] ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland van 19 april 2024, nr. HAA 23/6990 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Op grond van artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Artikel 28, lid 4, letter c, AWR bepaalt dat geen beroep in cassatie kan worden ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank die, zoals in dit geval, is gedaan met toepassing van artikel 8:84, lid 2, Awb. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2024.