ECLI:NL:HR:2024:1355

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
23/01972
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Prejudiciële beslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële beslissing over de vereisten van een bestelknop in het consumentenrecht

Op 4 oktober 2024 heeft de Hoge Raad der Nederlanden in een prejudiciële beslissing geoordeeld over de vraag of een bestelknop met de tekst ‘bestelling plaatsen’ voldoet aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 BW, dat vereist dat de consument duidelijk moet worden gemaakt dat het klikken op de knop een betalingsverplichting inhoudt. De zaak is voortgekomen uit een prejudiciële procedure die door de rechtbank Rotterdam was ingesteld, waarin Bol.com B.V. een vordering had ingediend tegen een consument die niet had betaald voor artikelen die zij had besteld. De Hoge Raad concludeerde dat de tekst ‘bestelling plaatsen’ niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:230v lid 3 BW, omdat deze tekst niet ondubbelzinnig aangeeft dat het klikken op de knop een betalingsverplichting met zich meebrengt. Dit betekent dat in verstekzaken de rechter niet ambtshalve de overeenkomst volledig kan vernietigen, maar slechts gedeeltelijk, zodat de rechten van de consument niet worden aangetast. De Hoge Raad benadrukte dat de rechter in verstekzaken de consument de mogelijkheid moet geven om zich uit te laten over de vernietiging van de overeenkomst, indien de consument in de procedure is verschenen. Indien de consument niet is verschenen, kan de rechter de overeenkomst gedeeltelijk vernietigen om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar onevenredig zou zijn. Deze beslissing is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de informatieplicht van handelaren bij het aanbieden van producten via internet verduidelijkt en de bescherming van consumenten versterkt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/01972
Datum4 oktober 2024
PREJUDICIËLE BESLISSING
In de zaak van
BOL.COM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
EISERES in eerste aanleg,
hierna: Bol.com,
advocaten: J.J. Valk en J.W.M.K. Meijer,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
GEDAAGDE in eerste aanleg,
hierna: [verweerster],
niet verschenen in de prejudiciële procedure.

1.De prejudiciële procedure

Bij tussenvonnis in de zaak 10256760 CV EXPL 22-39370 van 12 mei 2023 heeft de rechtbank Rotterdam op de voet van art. 392 Rv prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld.
Bol.com heeft schriftelijke opmerkingen als bedoeld in art. 393 lid 1 Rv ingediend.
[verweerster] heeft geen schriftelijke opmerkingen ingediend.
Na daartoe desgevraagd in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft A.C. van Schaick, advocaat bij de Hoge Raad, namens Stichting Res Publica op de voet van art. 393 lid 2 Rv schriftelijke opmerkingen ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot beantwoording prejudiciële vragen zoals weergegeven onder 5 in de conclusie.
De advocaat van Stichting Res Publica heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd. De Hoge Raad heeft deze reactie terzijde gelegd, nu het recht om op de conclusie te reageren is voorbehouden aan partijen.

2.Inleiding en samenvatting

2.1
In deze prejudiciële procedure is aan de orde of een bestelknop met de tekst ‘bestelling plaatsen’ voldoet aan het vereiste van art. 6:230v lid 3 BW dat het voor de consument duidelijk is dat het klikken op de bestelknop een betalingsverplichting inhoudt en, zo nee, of de rechter in een verstekzaak de overeenkomst tussen consument en handelaar op die grond ambtshalve volledig moet vernietigen.
2.2
Het antwoord op de eerste vraag is dat een knop met daarop alleen de tekst ‘bestelling plaatsen’ niet voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW. Indien de tekst op een bestelknop niet voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, geldt het volgende. In verstekzaken waarin van de consument betaling wordt gevorderd, moet de rechter de overeenkomst ambtshalve gedeeltelijk vernietigen. Die vernietiging tast de rechten van de consument niet aan en laat de verplichtingen van de consument in stand voor een zodanig gedeelte als nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar onevenredig zou zijn. Is de consument in rechte verschenen, dan gaat de rechter over tot volledige vernietiging van de overeenkomst als de consument in de gelegenheid is gesteld zich daarover uit te laten en zich daartegen niet heeft verzet. Verzet de consument zich wel tegen vernietiging van de overeenkomst, dan ziet de rechter af van vernietiging op de voet van art. 6:230v lid 3 BW en blijven de verplichtingen van de handelaar en de consument in stand.

3.Uitgangspunten en feiten

3.1
Bij de beantwoording van de prejudiciële vragen gaat de Hoge Raad uit van de volgende feiten:
(i) [verweerster] heeft op de website van Bol.com een aantal artikelen besteld. De bestellingen heeft zij afgerond door te klikken op een knop met de tekst ‘bestelling plaatsen’.
(ii) [verweerster] diende de koopsom voor de artikelen achteraf te betalen, maar dat heeft zij niet gedaan.
3.2
In deze procedure vordert Bol.com € 96,86 met wettelijke rente van [verweerster]. Dit bedrag bestaat uit € 64,66 aan koopsom, € 29,99 aan buitengerechtelijke kosten en € 2,51 aan wettelijke rente tot 14 december 2022. [verweerster] is niet in de procedure verschenen.
3.3
De kantonrechter heeft op de voet van art. 392 e.v. Rv de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld: [1]
1. Voldoet een knop met daarop alleen de tekst ‘bestellen’, ‘bestelling plaatsen’ of ‘bestelling afronden’ aan artikel 6:230v lid 3 BW?
2. Moet de rechter in verstekzaken ambtshalve de overeenkomst volledig vernietigen als niet voldaan is aan art. 6:230v lid 3 BW?
3. Als de overeenkomst niet volledig wordt vernietigd, mag of moet de rechter de overeenkomst dan gedeeltelijk vernietigen in die zin dat de betalingsverplichting van de consument wordt verminderd als niet is voldaan aan artikel 6:230v lid 3 BW?

4.Beantwoording van de prejudiciële vragen

4.1
Art. 6:230v BW geeft voorschriften voor overeenkomsten op afstand, gesloten tussen een consument en een handelaar, zoals omschreven in art. 6:230g lid 1, onder a, b en e, BW. Het gaat kort gezegd om overeenkomsten waarbij de consument op een website door een handelaar aangeboden zaken of diensten bestelt.
4.2
Art. 6:230v lid 3 BW luidt als volgt:
“3. De handelaar richt zijn elektronische bestelproces op zodanige wijze in dat de consument een aanbod niet kan aanvaarden dan nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien de aanvaarding geschiedt door gebruik van een knop of soortgelijke functie, is aan de vorige zin voldaan indien bij het plaatsen van de bestelling in niet voor misverstand vatbare termen en op goed leesbare wijze blijkt dat de aanvaarding een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt. Een knop of soortgelijke functie wordt daartoe op een goed leesbare wijze aangemerkt met een ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een betalingsverplichting jegens de handelaar inhoudt. De enkele zinsnede «bestelling met betalingsverplichting» wordt aangemerkt als een dergelijke ondubbelzinnige verklaring. Een overeenkomst die in strijd met dit lid tot stand komt, is vernietigbaar.”
4.3
Art. 6:230v lid 3 BW is de implementatie [2] van art. 8 lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2011/83/EU betreffende consumentenrechten (hierna: Richtlijn consumentenrechten). [3] Deze alinea luidt als volgt:
“De handelaar ziet erop toe dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling, uitdrukkelijk erkent dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Indien het plaatsen van een bestelling inhoudt dat een knop of een soortgelijke functie moet worden aangeklikt, wordt de knop of soortgelijke functie op een goed leesbare wijze aangemerkt met alleen de woorden „bestelling met betalingsverplichting” of een overeenkomstige ondubbelzinnige formulering waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling een verplichting inhoudt om de handelaar te betalen. Indien aan de bepalingen van deze alinea niet is voldaan is de consument niet door de overeenkomst of de bestelling gebonden.”
4.4
Voor begrip van art. 8 lid 2 Richtlijn consumentenrechten is punt 39 van de considerans van die richtlijn van belang. Dit luidt als volgt:
“Het is bij overeenkomsten op afstand die via een website worden gesloten, van belang ervoor te zorgen dat de consument de belangrijkste onderdelen van de overeenkomst volledig kan lezen en begrijpen, alvorens zijn bestelling te plaatsen. Met het oog daarop dient deze richtlijn te bepalen dat die onderdelen worden vermeld in de nabijheid van de plaats waar om bevestiging van de bestelling wordt gevraagd. Ook is het van belang erop toe te zien dat de consument in dergelijke situaties het tijdstip kan vaststellen waarop hij de verplichting op zich neemt de handelaar te betalen. Daarom dient de aandacht van de consument door middel van een ondubbelzinnige formulering specifiek te worden gevestigd op het feit dat het plaatsen van de bestelling de verplichting tot het betalen van de handelaar met zich meebrengt.”
4.5
Art. 6:230v lid 3 BW is bij de totstandkoming als volgt toegelicht: [4]
“Het derde lid van artikel 230v zet artikel 8 lid 2 (alinea 2) van de richtlijn om. Doel is om de informatievoorziening tijdens het bestelproces op internet te verbeteren. Het moet voor de consument duidelijk zijn wanneer hij een betalingsverplichting aangaat (overweging 39 van de richtlijn). Deze algemene informatieverplichting wordt vervolgens verder ingekleurd en geconcretiseerd. Bij het gebruik maken van een knop die kan worden aangeklikt, waardoor wordt besteld, zal deze een goed leesbare tekst moeten bevatten waaruit blijkt dat de consument een betalingsverplichting aangaat. (…) De tekst «bestelling met betalingsverplichting» voldoet hier in ieder geval aan. Andere teksten kunnen ook volstaan, mits ze voldoende duidelijk en ondubbelzinnig zijn. Overigens beoogt de bepaling niet de taal waarin de tekst gesteld moet zijn te harmoniseren, zo volgt uit artikel 6 lid 7 en overweging 15 van de richtlijn.
(…) De slotzin verduidelijkt dat de overeenkomst die in strijd met deze bepaling tot stand is gekomen door de consument kan worden vernietigd. Daarmee wordt de zinsnede «Indien aan de bepalingen van deze alinea niet is voldaan is de consument niet door de overeenkomst of de bestelling gebonden» geïmplementeerd. Deze bevoegdheid tot vernietiging betekent dat het uiteindelijk aan de consument is om te kiezen of hij aan de bestelling gebonden is, wanneer de website niet voldoet aan de eisen die dit lid stelt en hij via deze website een overeenkomst heeft gesloten.”
4.6.1
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) heeft in zijn arrest van 7 april 2022 in de zaak Fuhrmann [5] beslist dat art. 8 lid 2, tweede alinea, Richtlijn consumentenrechten aldus moet worden uitgelegd dat, teneinde in de context van een bestelproces voor het op elektronische wijze sluiten van een overeenkomst op afstand te bepalen of een op de bestelknop aangebrachte formulering overeenkomt met de woorden ‘bestelling met betalingsverplichting’ in de zin van die bepaling, uitsluitend moet worden uitgegaan van de woorden op die knop. Daartoe heeft het HvJEU onder meer als volgt overwogen:
“26 Wat deze laatste verplichting betreft [toevoeging Hoge Raad: de verplichting om de consument er uitdrukkelijk over te informeren dat hij door de bestelling te plaatsen een betalingsverplichting aangaat], blijkt uit de duidelijke bewoordingen van artikel 8, lid 2, tweede alinea, tweede volzin, van richtlijn 2011/83 dat op de bestelknop (…) op een goed leesbare wijze en met ondubbelzinnige woorden een vermelding moet worden aangebracht waaruit blijkt dat het plaatsen van de bestelling voor de consument een verplichting inhoudt om de handelaar te betalen. Hoewel deze bepaling de formulering „bestelling met betalingsverplichting” noemt, blijkt uit de bewoordingen van die bepaling ook dat deze formulering een voorbeeld is en dat de lidstaten de handelaar mogen toestaan een andere overeenkomstige formulering te gebruiken, mits deze ondubbelzinnig is wat het ontstaan van die verplichting betreft.
27 Wanneer dus, zoals in casu, een nationale regeling tot omzetting van deze bepaling, net als de richtlijn, zelf geen precieze voorbeelden van overeenkomstige formuleringen bevat, zijn de handelaren vrij in hun keuze van de te gebruiken woorden, mits uit die woorden ondubbelzinnig blijkt dat de consument, zodra hij de bestelknop (…) aanklikt, een betalingsverplichting aangaat.
28 Bovendien blijkt even duidelijk uit de bewoordingen van artikel 8, lid 2, tweede alinea, tweede volzin, van richtlijn 2011/83, gelezen in samenhang met het woord „uitdrukkelijk” in artikel 8, lid 2, tweede alinea, eerste volzin, van deze richtlijn, dat de in deze bepaling bedoelde formulering op de knop (…) moet staan. Mede gelet op hetgeen in het vorige punt van het onderhavige arrest is aangegeven, betekent dit dat er, om te beoordelen of de handelaar heeft voldaan aan zijn verplichting om erop toe te zien dat de consument bij het plaatsen van zijn bestelling uitdrukkelijk erkent dat deze een betalingsverplichting inhoudt, alleen rekening moet worden gehouden met de woorden op die knop (…).
(…)
32 Gelet op de overwegingen in punt 26 van het onderhavige arrest staat het aan de verwijzende rechter om na te gaan of in het hoofdgeding de formulering „voltooi boeking” in de Duitse taal, rekening houdend met uitsluitend de bewoordingen van die formulering en los van de omstandigheden van het boekingsproces, kan worden geacht overeen te komen met de woorden „bestelling met betalingsverplichting” in artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83. (…)
33 In dit verband zal de verwijzende rechter met name moeten nagaan of de term „boeking” in het Duits, zowel in de omgangstaal als in de ogen van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, noodzakelijkerwijs en consistent in verband wordt gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting. Zo niet, dan zal moeten worden geconcludeerd dat de uitdrukking „voltooi boeking” dubbelzinnig is en dus niet kan worden beschouwd als een formulering die overeenkomt met de woorden „bestelling met betalingsverplichting” in artikel 8, lid 2, tweede alinea, van richtlijn 2011/83.”
4.6.2
Het HvJEU heeft voorts in zijn arrest van 30 mei 2024 in de zaak Conny [6] overwogen:
“48 (…) dat de afronding van een bestelproces waarbij voor de consument een betalingsverplichting ontstaat, een fundamentele stap is, aangezien deze afronding inhoudt dat de consument ermee instemt niet alleen gebonden te zijn door de overeenkomst op afstand, maar ook door de betalingsverplichting ([Fuhrmann-arrest], punt 30). Het activeren van een knop (…) om de bestelling af te ronden, houdt immers juist een verklaring in van de consument dat hij onherroepelijk aanvaardt gebonden te zijn door een betalingsverplichting.”
De eerste prejudiciële vraag
4.7.1
Voor de beantwoording van de vraag of een knop met daarop alleen de tekst ‘bestelling plaatsen’ voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, is gelet op de hiervoor in 4.6.1 aangehaalde overwegingen uit het Fuhrmann-arrest van belang of deze tekst in het Nederlands, zowel in de omgangstaal als in de ogen van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, noodzakelijkerwijs en consistent in verband wordt gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting.
4.7.2
De vraag of een knop met daarop alleen de tekst ‘bestelling plaatsen’ voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, wordt in de feitenrechtspraak wisselend beantwoord (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.28). De Hoge Raad ziet hierin aanleiding om met het oog op de rechtseenheid deze vraag te beantwoorden.
4.7.3
Wanneer een handelaar zaken of diensten aanbiedt op een website en aan de consument daar een knop toont met de tekst ‘bestelling plaatsen’, kan niet worden gezegd dat die tekst zowel in de omgangstaal als in de ogen van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument noodzakelijkerwijs en consistent in verband wordt gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting. Bovendien maken de tekst van en de toelichting bij art. 6:230v lid 3 BW uitdrukkelijk onderscheid tussen ‘bestellen’ of ‘een bestelling plaatsen’ enerzijds en een ‘betalingsverplichting aangaan’ anderzijds. Datzelfde geldt voor art. 8 lid 2, tweede alinea van de richtlijn en de considerans (zie hiervoor in 4.4). Ook tegen die achtergrond moet worden aangenomen dat de tekst ‘bestelling plaatsen’ niet overeenkomt met de woorden ‘bestelling met betalingsverplichting’ in de zin van art. 6:230v lid 3 BW en art. 8 lid 2, tweede alinea, Richtlijn consumentenrechten en dat niet kan worden aangenomen dat de term ‘bestelling plaatsen’ door de gemiddelde consument noodzakelijkerwijs en consistent in verband wordt gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting.
4.7.4
Uit hetgeen hiervoor in 4.7.3 is overwogen, volgt dat een knop met daarop alleen de tekst ‘bestelling plaatsen’ niet voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW. Hetzelfde geldt voor een knop met daarop alleen de tekst ‘bestellen’ of ‘bestelling afronden’. Hiermee is de eerste prejudiciële vraag beantwoord.
De tweede en de derde prejudiciële vraag
4.8.1
De tweede prejudiciële vraag en de derde prejudiciële vraag gaan over wat de rechter ambtshalve moet of mag doen als niet is voldaan aan art. 6:230v lid 3 BW. De vragen hebben in het bijzonder betrekking op de slotzin van art. 6:230v lid 3 BW, die erop neerkomt dat een overeenkomst die tot stand komt doordat de consument op een knop klikt die niet aan art. 6:230v lid 3 BW voldoet, vernietigbaar is.
4.8.2
Art. 6:230v lid 3 BW vormt, als gezegd, de implementatie van art. 8 lid 2, tweede alinea, Richtlijn consumentenrechten (zie hiervoor in 4.3). De considerans van deze richtlijn vermeldt dat de richtlijn tot doel heeft de goede werking van de interne markt te bevorderen, waarbij een juist evenwicht ontstaat tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven. [7] Ook het HvJEU heeft erop gewezen dat bij de handhaving van de informatieplichten van de Richtlijn consumentenrechten dit evenwicht moet worden gewaarborgd. [8] Verder bepaalt art. 24 lid 1 Richtlijn consumentenrechten dat de lidstaten sancties vaststellen voor overtredingen van nationale bepalingen waarin deze richtlijn is omgezet en erop toezien dat ze worden toegepast; de sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Van belang is hierbij voorts dat de Richtlijn consumentenrechten geen afbreuk doet aan nationale regels betreffende de geldigheid, het ontstaan of de gevolgen van overeenkomsten voor zover algemene aspecten van het verbintenissenrecht niet bij deze richtlijn worden geregeld. [9] De lidstaten mogen op grond van art. 4 Richtlijn consumentenrechten evenwel geen wettelijke bepalingen invoeren of handhaven die van de richtlijn afwijken, met inbegrip van bepalingen die een ander niveau van consumentenbescherming waarborgen, tenzij in de richtlijn anders is bepaald.
4.8.3
Art. 8 lid 2, tweede alinea, Richtlijn consumentenrechten voorziet in een dwingendrechtelijke informatieplicht ter bescherming van de consument. De nationale rechter is daarom op grond van het effectiviteitsbeginsel gehouden deze bepaling ambtshalve toe te passen, ook als dat in strijd zou zijn met bepalingen van nationaal recht. [10] Dit geldt zowel in procedures op tegenspraak als in verstekprocedures.
4.8.4
Als sanctie voor het geval niet is voldaan aan de informatieplicht van art. 8 lid 2, tweede alinea, Richtlijn consumentenrechten, schrijft die bepaling voor dat de consument niet door de overeenkomst of bestelling is gebonden. Ter implementatie hiervan houdt art. 6:230v lid 3 BW in dat een overeenkomst die in strijd met dit lid tot stand komt, vernietigbaar is (zie hiervoor in 4.2-4.3).
4.8.5
Op de voet van art. 6:230v lid 3 BW kan de overeenkomst hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk worden vernietigd. Gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst kan bestaan in een vermindering van de verplichtingen, met name de betalingsverplichtingen, van de consument. [11]
4.8.6
De rechter die overweegt een overeenkomst ambtshalve te vernietigen, dient op grond van de beginselen van hoor en wederhoor de verschenen partij(en) in de gelegenheid te stellen zich hierover uit te laten.
Indien de consument in de procedure is verschenen, heeft hij aldus gelegenheid zich tegen vernietiging van de overeenkomst te verzetten, hetgeen de rechter dan heeft te respecteren. [12]
Indien de consument niet in de procedure is verschenen, kan de rechter slechts overgaan tot gedeeltelijke vernietiging, die de rechten van de consument uit de overeenkomst onverlet laat. [13] De in de procedure niet verschenen consument zal immers geen rekening behoeven te houden met de mogelijkheid dat de rechter hem die rechten ontneemt, wanneer die mogelijkheid niet tijdig aan hem is kenbaar gemaakt en hij geen gelegenheid heeft gehad zich daarover uit te laten (vgl. art. 130 lid 3 Rv). Deze begrenzing van de rechterlijke bevoegdheden berust op beginselen van het Nederlandse procesrecht en valt daarmee binnen de door het Unierecht geëerbiedigde procedurele autonomie van de lidstaten, zolang daarmee niet wordt afgedaan aan de beschikbaarheid van passende en doeltreffende middelen om de richtlijn te doen naleven. [14] Tot die middelen behoort de in art. 6:230v lid 3 BW voorziene sanctie van vernietigbaarheid.
4.8.7
Een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst waarbij enerzijds de rechten van de consument geheel in stand blijven maar anderzijds de verplichtingen, met name de betalingsverplichtingen, van de consument geheel wegvallen, zou stroken met de bepaling in art. 8 lid 2, tweede alinea, Richtlijn consumentenrechten dat de consument niet door de overeenkomst of de bestelling is gebonden. Een zodanige vernietiging zou echter weliswaar een doeltreffende sanctie zijn, maar in veel gevallen klaarblijkelijk niet beantwoorden aan de eis dat sancties ook voor de handelaar evenredig moeten zijn.
4.8.8
Op grond van hetgeen hiervoor in 4.8.7 is overwogen, mag de rechter, als de consument niet in het geding is verschenen, de overeenkomst op de voet van art. 6:230v lid 3 BW slechts gedeeltelijk vernietigen, in die zin dat de vernietiging de rechten van de consument niet aantast en de verplichtingen van de consument in stand blijven voor zover nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar onevenredig zou zijn. Die gedeeltelijke vernietiging in een verstekvonnis ontneemt aan de consument niet de mogelijkheid om op grond van art. 6:230v lid 3 BW alsnog de overeenkomst geheel te (doen) vernietigen. De consument kan de overeenkomst niet meer (doen) vernietigen als de handelaar de consument, bijvoorbeeld ter gelegenheid van de betekening van het verstekvonnis, op deze mogelijkheid heeft gewezen en een redelijke termijn heeft gesteld om te kiezen tussen bevestiging en vernietiging, en de consument binnen deze termijn geen keuze heeft gedaan (art. 3:55 lid 2 BW).
4.8.9
Doordat de consument na een beslissing van de rechter als hiervoor in 4.8.8 bedoeld – behoudens bijvoorbeeld de werking van art. 3:55 lid 2 BW, zie hiervoor in 4.8.8, slot – de mogelijkheid heeft om alsnog tot volledige vernietiging van de overeenkomst te komen, wordt een resultaat bereikt dat strookt met de bepaling in art. 8 lid 2 Richtlijn consumentenrechten dat de consument niet door de overeenkomst is gebonden. [15] Het resultaat van een gedeeltelijke vernietiging als hiervoor in 4.8.8 bedoeld zal veelal materieel niet wezenlijk verschillen van het resultaat in het geval van algehele vernietiging van de overeenkomst. In beide gevallen vindt een aanpassing van het contractuele evenwicht plaats ten gunste van de consument. Bij algehele vernietiging is die aanpassing gelegen in het volgende.
Partijen hebben dan over en weer recht op ongedaanmaking van de verrichte prestaties.
Als de consument een door hem van de handelaar gekocht goed moet teruggeven en van zijn kant gedane betalingen terugkrijgt, zal de handelaar per saldo veelal nadeel ondervinden doordat het goed, reeds als gevolg van de levering, een deel van zijn waarde voor hem heeft verloren. Dit verlies kan de handelaar in beginsel niet voor rekening van de consument brengen (vgl. art. 6:204 lid 1 BW). [16]
Heeft de handelaar op grond van de overeenkomst niet een goed gegeven maar een andere prestatie verricht, die naar zijn aard niet ongedaan kan worden gemaakt, dan zal de handelaar slechts aanspraak kunnen maken op een vergoeding van de waarde van de prestatie op het ogenblik van ontvangst door de consument binnen de door art. 6:210 lid 2 BW omschreven grenzen; tot die grenzen behoort dat aanspraak op vergoeding alleen bestaat ‘voor zover dit redelijk is’. Omdat de handelaar niet heeft voldaan aan art. 6:230v lid 3 BW, is het gezien de vereiste doeltreffendheid en afschrikkendheid van de sanctie niet redelijk dat de handelaar voor die waarde zonder enige korting vergoeding zou ontvangen. Bij de beoordeling in hoeverre een vergoeding redelijk is, kan ook van belang zijn of de consument is gewezen op zijn recht de overeenkomst binnen de bedenktijd te ontbinden (art. 6:230o BW) en daarvan vervolgens geen gebruik heeft gemaakt.
4.8.10
Een beslissing als hiervoor in 4.8.8 bedoeld, waarbij de rechter de verplichtingen van de consument vooralsnog gedeeltelijk in stand laat en aldus bij wijze van evenredige sanctie een korting op de betalingsverplichting van de consument toepast, doet voorts recht aan het belang voor de rechtspraktijk van eenvoudig te hanteren regels.
Met het oog op het grote aantal procedures waarin betaling wordt gevorderd uit hoofde van overeenkomsten op afstand waarbij de handelaar gebruik heeft gemaakt van een bestelknop die niet voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, verdient het aanbeveling dat de rechter zich bij de toepassing van de korting richt naar niet-bindende richtlijnen. [17] Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in 4.8.9, is een korting van één derde op de betalingsverplichting van de consument in beginsel redelijk te achten.
4.8.11
Uit hetgeen hiervoor in 4.8.1-4.8.8 is overwogen, volgt dat het antwoord op de tweede prejudiciële vraag luidt dat als de bestelknop niet voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, de rechter in verstekzaken niet ambtshalve de overeenkomst volledig mag vernietigen.
4.8.12
Uit hetgeen hiervoor in 4.8.8-4.8.10 is overwogen, volgt dat het antwoord op de derde prejudiciële vraag voor verstekzaken inhoudt dat als de bestelknop niet voldoet aan art. 6:230v lid 3 BW, de rechter de overeenkomst ambtshalve gedeeltelijk moet vernietigen, in die zin dat de vernietiging de rechten van de consument niet aantast en de verplichtingen van de consument vooralsnog in stand laat voor een zodanig gedeelte als nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar onevenredig zou zijn.
In zaken waar de consument in rechte is verschenen, vernietigt de rechter de overeenkomst volledig als de consument in de gelegenheid is gesteld zich daarover uit te laten en zich daartegen niet heeft verzet. Als de consument zich in die zaken verzet tegen vernietiging van de overeenkomst, ziet de rechter af van vernietiging op de voet van art. 6:230v lid 3 BW.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- beantwoordt de vragen op de hiervoor in 4.7.4 en 4.8.11-4.8.12 weergegeven wijze;
- begroot de kosten van deze procedure op de voet van art. 393 lid 10 Rv op € 1.800,-- aan de zijde van Bol.com en op nihil aan de zijde van [verweerster].
Deze beslissing is gegeven door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
4 oktober 2024.

Voetnoten

1.Rechtbank Rotterdam 12 mei 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:4048.
2.Zie de Implementatiewet richtlijn consumentenrechten (Stb. 2014, 140), in werking getreden op 13 juni 2014.
3.Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 199/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, PbEU 2011, L 304/64.
4.Kamerstukken II 2012/13, 33520, nr. 3, p. 51.
5.HvJEU 7 april 2022, zaak C-249/21, ECLI:EU:C:2022:269 (Fuhrmann-2-GmbH/B.)
6.HvJEU 30 mei 2024, zaak C-400/22, ECLI:EU:C:2024:436 (VT en UR/Conny GmbH).
7.Considerans onder 4 Richtlijn consumentenrechten.
8.HvJEU 23 januari 2019, zaak C-430/17, ECLI:EU:C:2019:47 (Walbusch Walter Busch), punt 41; HvJEU 10 juli 2019, zaak C-649/17, ECLI:EU:C:2019:576 (Amazon EU), punt 44.
9.Considerans onder 14 en art. 3 lid 5 Richtlijn consumentenrechten.
10.Vgl. HvJEU 4 juni 2015, zaak C-497/13, ECLI:EU:C:2015:357, Faber/Hazet Ochten, punt 42; HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (Arvato I), rov. 3.1.6.
11.HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (Arvato I), rov. 3.1.15.
12.Vgl. HvJEU 30 mei 2013, zaak C-488/11, ECLI:EU:C:2013:341 (Asbeek Brusse), punt 49, HvJEU 4 juni 2009, zaak C-243/08, ECLI:EU:C:2009:350 (Pannon), punt 35 en HvJEU 14 september 2023, zaak C-83/22, ECLI:EU:C:2023:664 (Tuk Tuk Travel), punt 63.
13.Vgl. HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (Arvato I), rov. 3.1.18.
14.Vgl. HvJEU 14 september 2023, zaak C-83/22, ECLI:EU:C:2023:664 (Tuk Tuk Travel), punt 44.
15.Vgl. HvJEU 9 april 2024, C-582/21, ECLI:EU:C:2024:282 (Profi Credit Polska II), punt 71-78.
16.Vgl. HR 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236 (Gratis telefoon II), rov. 3.15.1.
17.Vgl. HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677 (Arvato I), rov. 3.1.19.