Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Rechtsingang
4.Beoordeling van het middel
5.Beslissing
27 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Metafoor Ruimtelijke Ontwikkeling B.V. en een werkneemster. De werkneemster, die sinds 1 april 2002 in dienst was bij Metafoor, raakte op 14 december 2014 arbeidsongeschikt. Het UWV kende haar een WGA-uitkering toe, waarna het dienstverband slapend bleef. De werkneemster vorderde schadevergoeding gelijk aan de wettelijke transitievergoeding, stellende dat Metafoor na 20 juli 2018 had moeten terugkomen op haar verzoek tot beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter en het hof hebben de vordering van de werkneemster toegewezen, waarbij het hof oordeelde dat Metafoor in strijd met goed werkgeverschap had gehandeld door het verzoek van de werkneemster niet opnieuw in behandeling te nemen. De Hoge Raad bevestigde deze oordelen en oordeelde dat Metafoor gehouden was om het verzoek van de werkneemster opnieuw te overwegen, gezien de omstandigheden en de wetgeving omtrent compensatie voor transitievergoedingen. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van Metafoor en veroordeelde haar in de proceskosten.