3.2.2De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard. De beschikking van de rechtbank houdt onder meer in:
“3. De juridische basis van het beslag
De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv in samenhang met artikel 98 Sv en artikel 125l Sv.
(...)
5. Standpunt van klager
Klager kan zich, op nader in het klaagschrift omschreven en in raadkamer nader toegelichte gronden, niet verenigen met de beslissing van de rechter-commissaris van 9 juni 2023.
Namens klager is betoogd dat de rechter-commissaris bij de inbeslagname van de geheimhouderstukken de wettelijke procedure ex artikel 98 Sv niet heeft gevolgd. In de eerste plaats is klager niet in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of het gaat om stukken of gegevens waarover het verschoningsrecht zich uitstrekt. Dat de rechter-commissaris ervan uit is gegaan dat klager zich daarop beroept doet niet af aan het verzuim noch aan de ernst daarvan. In de tweede plaats heeft de rechter-commissaris het vertrouwensbeginsel geschonden door kennis te nemen van alle gegevensbestanden waarin de namen van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] voorkomen, maar heeft daarbij niet overwogen waarom dit noodzakelijk was.
Bovendien wordt klager de benodigde informatie onthouden over wat voor soort gegevensbestanden het gaat. Het onthouden van de benodigde informatie aan klager is in strijd met artikel 13 EVRM.
Het oordeel van de rechter-commissaris dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] / [betrokkene 1] Notariaat in verband met de 409 transacties waar de verdenking op ziet, en die tevens doorbreking van het verschoningsrecht van derde-verschoningsgerechtigden ( [betrokkene 4] en [betrokkene 3] ), rechtvaardigen, is ontoereikend en/of onbegrijpelijk gemotiveerd. Uit jurisprudentie volgt dat dit door de Hoge Raad slechts wordt toegestaan in zaken van verschoningsgerechtigden die zelf verdachten zijn en het een verdenking betreft van een ernstig strafbaar feit (levens- en zedendelicten). Daar is in deze zaak geen sprake van.
Klager maakt ook bezwaar tegen het kennelijke uitgangspunt van het OM en de rechter-commissaris dat de doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] automatisch betekent dat daarmee ook het verschoningsrecht van klager als, derde-verschoningsgerechtigde gerechtvaardigd zou zijn. De vergelijking door het OM met een eerdere beslissing van de rechtbank op een klaagschrift van een derde verschoningsgerechtigde (advocaat) in het onderzoek Ambon gaat niet op omdat deze advocaat kennelijk betrokken was geweest bij één of meer van de verdachte transacties.
Verder voldoet de inbeslagneming en beslissing tot vrijgave volgens klager niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De gevorderde gegevens zijn niet strikt noodzakelijk voor het aan het licht brengen van de waarheid. Daarvoor is onvoldoende dat, zoals de rechter-commissaris vermeldt in het e-mail bericht van 30 juni 2023, de gegevens relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek omdat ze betrekking hebben op transacties waarop de verdenking ziet. Ook blijkt uit niets dat de rechter-commissaris heeft getoetst of de informatie niet op andere wijze kon worden verkregen, zoals uit openbare bronnen en registers.
De verdediging heeft, ondanks meerdere verzoeken daartoe, van het OM geen afschrift gekregen van de stukken die relevant zijn voor de beoordeling van de beslissing van de rechter-commissaris en de standpunten en beslissing van het OM als bedoeld in artikel 23 lid 5 Sv.
(...)
7. De beoordeling
Op 19 mei 2022 zijn onder de verdachte [betrokkene 2] in zijn woning gegevensdragers in beslag genomen. [betrokkene 2] was destijds medewerker van notaris [betrokkene 1] . [betrokkene 1] en [betrokkene 2] worden ervan verdacht zeer ernstige delicten te hebben gepleegd, te weten betrokkenheid bij het ten onrechte niet melden van in totaal 409 transacties aan de FIU in de periode van 1 januari 2015 tot 12 oktober 2022. Uit de stukken in het dossier blijkt dat het vermoeden is dat bij 350 van die transacties ook personen met criminele antecedenten betrokken waren. Hierbij zijn transacties betreffende tientallen miljoenen euro’s via de derdenrekening van [betrokkene 1] Notariaat verricht. Het gaat daarbij met name om verschillende ABC-transacties met groot onverklaarbaar prijsverschil, hypothecaire leningen met korte looptijd en tegen hoge rente en/of tegen afwijkende marktvoorwaarden zonder aanwijsbare reden. Dit zijn, indien bewezen, zeer ernstige delicten die de kern van het vertrouwen in het notarisambt raken.
De meervoudige raadkamer van rechtbank Amsterdam heeft eerder bij beslissing van 8 november 2022 een door [betrokkene 1] ingediend klaagschrift tegen de inbeslagnames in het onderzoek Ambon ongegrond verklaard, en geoordeeld dat ten aanzien van [betrokkene 2] sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. Verdachten hebben tegen deze beslissing beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep bij beslissing van 18 april 2023 verworpen.
De raadslieden hebben opgemerkt dat klager door de rechter-commissaris voorafgaand aan de inbeslagname ten onrechte niet is gevraagd of hij daarmee instemde of dat hij zich op zijn verschoningsrecht wilde beroepen, maar dat de rechter-commissaris daar op voorhand van uit is gegaan. De rechtbank is het met klager eens dat dit op grond van de wettelijke bepalingen wel had gemoeten. Nu echter inmiddels vast staat dat klager zich daadwerkelijk ten aanzien van alle inbeslaggenomen documenten op zijn verschoningsrecht beroept zal de rechtbank hieraan geen verdere consequenties verbinden.
De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris bij alle beslissingen tot doorzoeking, inbeslagneming en filtering van de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers door middel van zoektermen, telkens ook de ringvoorzitter heeft betrokken en deze in de gelegenheid heeft gesteld zich hierover uit te laten en de resultaten na filtering in te zien.
Zoals hiervoor onder 1.9 reeds uiteen is gezet is er voor de filtering gebruik gemaakt van een lijst met transacties op een aantal specifieke adressen, en een lijst met betrokkenen met een aantal specifieke ondernemingen. Er is derhalve gericht gezocht op zoektermen die rechtstreeks linken aan de verdenkingen.
Binnen het resultaat van de filtering bevinden zich een groot aantal hits waar derde verschoninggerechtigden in voorkomen. In het geval van klager gaat het om gegevensbestanden waarin ook de namen van [betrokkene 4] (598 hits) en [betrokkene 3] (403 hits) voorkomen.
De rechtbank stelt vast dat het zoekproces in zoverre zorgvuldig is uitgevoerd. Er is onderzocht of er in het resultaat van de filtering ook informatie van derde verschoningsgerechtigden aanwezig was.
Eerder is door de rechtbank geoordeeld dat in deze sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] / [betrokkene 1] Notariaat – in verband met de (409) transacties waar de verdenking op ziet – rechtvaardigen. De rechtbank is thans van oordeel dat deze zeer uitzonderlijke omstandigheden tevens de doorbreking van het verschoningsrecht van klager (in zijn hoedanigheid van waarnemer van het protocol van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] ) rechtvaardigen met betrekking tot de hiervoor onder 1.12 genoemde stukken die onder [betrokkene 2] in beslag zijn genomen. Gezien de hiervoor beschreven betrokkenheid van de ringvoorzitter gedurende het hele proces van filtering gaat de rechtbank er van uit dat de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder gaat dan strikt noodzakelijk.
De beslissing van de rechter-commissaris is dan ook proportioneel en ook aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan nu de benodigde informatie niet uit openbare bronnen kan worden verkregen omdat in deze bronnen niet alle noodzakelijke informatie – zoals bijvoorbeeld een volmacht – is opgenomen.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat nu het onderzoek nog loopt, het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag.
De rechtbank overweegt tot slot dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet nu de onder 1.11 genoemde in beslag genomen gegevensbestanden dienen om de waarheid aan de dag te brengen in het strafrechtelijk onderzoek tegen een ander dan klager, namelijk tegen de verdachten en [betrokkene 2] . De betreffende gegevensbestanden hebben immers betrekking op een of meer van de 409 verdachte transacties waar verdachten bij betrokken zijn geweest.
Het klaagschrift zal daarom ongegrond worden verklaard.”