ECLI:NL:HR:2024:1290

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
24/00683
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beschikking over toelaatbaarheid van uitlevering van digitale gegevensdragers in verband met verschoningsrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een beklag ex artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door de klager, die als waarnemer van het protocol van oud-notarissen optreedt. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er zeer uitzonderlijke omstandigheden waren die het verschoningsrecht van de klager doorbraken ten behoeve van de waarheidsvinding in een strafrechtelijk onderzoek naar notaris [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie en oordeelt dat de rechtbank niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het verschoningsrecht van de klager moest wijken voor het belang van waarheidsvinding. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afwegingen bij de doorbreking van het verschoningsrecht, vooral in gevallen waar de belangen van derden in het geding zijn.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/00683 Bv
Datum24 september 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 januari 2024, nummer RK 23/017758, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 98 lid 4 in samenhang met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat in Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing naar de rechtbank Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van de rechtbank dat in dit geval zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen op grond waarvan het verschoningsrecht van de klager moet wijken voor het belang van waarheidsvinding.
3.2.1
De beschikking van de rechtbank houdt over de achtergrond van deze beklagzaak in:
“1.1
Het Openbaar Ministerie is op 16 februari 2021 een strafrechtelijk onderzoek tegen notaris [betrokkene 1] en [A] B.V. (h.o.d.n. [betrokkene 1] Notariaat) gestart, onder de naam ‘ Ambon ’. Gedurende dit onderzoek is ook [betrokkene 2] , voormalig juridisch medewerker bij [betrokkene 1] en [betrokkene 1] Notariaat, als verdachte aangemerkt.
[betrokkene 1] en [betrokkene 1] Notariaat (hierna: verdachten) worden verdacht van het maken van een gewoonte van het opzettelijk niet onverwijld melden van ongebruikelijke transacties aan de Financial Intelligence Unit (FIU) als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
De verdenking jegens verdachten is gebaseerd op in totaal 59 transacties uitgevoerd in de periode van 1 januari 2015 tot 12 oktober 2022 die niet aan de FIU zijn gemeld, maar waarvan wordt vermoed dat verdachten deze wel hadden moeten melden. Verder is de verdenking gebaseerd op het gegeven dat in een periode van zes jaar in totaal 350 transacties ter waarde van tientallen miljoenen euro’s via de derdengeldrekening van verdachten zijn verricht, waarbij acht personen betrokken zijn die hoofdzakelijk betrokken zijn bij opvallende leningen en die allen criminele antecedenten hebben.
Verdachten worden tevens verdacht van schuldwitwassen, witwassen en/of witwassen in de uitoefening van een bedrijf of beroep als bedoeld in de artikelen 420bis, 420ter en/of 420quater van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De officier van justitie heeft op 26 april 2022 aan de rechter-commissaris van de rechtbank Amsterdam een tweetal aanvragen machtiging tot doorzoeking voorgelegd met het verzoek te bepalen dat in het onderzoek Ambon sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die het verschoningsrecht van verdachten doorbreken.
De rechter-commissaris heeft op 10 mei 2022 een bespreking belegd met als doel de Ringvoorzitter te informeren over de aanstaande doorzoekingen, te bespreken op welke wijze en in verband met welke feiten de voorgenomen doorzoekingen plaats zullen vinden en om de Ringvoorzitter om advies te vragen met betrekking tot de vraag of hier zeer uitzonderlijke omstandigheden rechtvaardigen dat het verschoningsrecht wordt doorbroken.
De rechter-commissaris heeft op 19 mei 2022 in aanwezigheid van de Ringvoorzitter het pand [a-straat 1] te [plaats] , zijnde het woonadres van verdachte [betrokkene 2] , doorzocht en meerdere gegevensdragers in beslag genomen. Tevens is bij de aanhouding van [betrokkene 2] een telefoon in beslag genomen.
De rechter-commissaris heeft bij beslissingen van 23 mei 2022 en 2 juni 2022 bepaald dat zich hier – met betrekking tot de in totaal 409 transacties waar de verdenking betrekking op heeft – zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen, waarin het (afgeleide) verschoningsrecht en de daarmee samenhangende beperkingen van de uitoefening van de doorzoekings- en beslagbevoegdheden moeten wijken voor het strafvorderlijk belang van het aan het licht brengen van de waarheid omtrent genoemde feiten waarvan verdachten worden verdacht.
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 9 juni 2022 beslist dat voortduring van het beslag is toegestaan met betrekking tot nader aangeduide documenten. Tevens is bepaald dat voornoemde stukken en gegevensdragers aan de officier van justitie beschikbaar worden gesteld en gebruikt mogen worden in het strafrechtelijk onderzoek naar de verdachten, maar de voorwerpen vooralsnog onder de rechter-commissaris blijven totdat definitief over de toelaatbaarheid van het beslag is beslist.
Op 19 juli 2022 en 30 augustus 2022 zijn de inbeslaggenomen gegevensdragers door de rechter-commissaris met behulp van een speciaal daartoe aangestelde verbalisant met behulp van sleutelwoorden digitaal doorzocht op de aanwezigheid van documenten en/of andere sporen die in verband (zouden kunnen) staan met twee door de rechter-commissaris in samenspraak met en met instemming van de ringvoorzitter opgestelde lijsten: Eén lijst met transacties op een aantal specifieke adressen, en één lijst met betrokkenen met een aantal specifieke ondernemingen. De resultaten van dit onderzoek (de hits) bedroegen totaal 2334 documenten en 3669 artefacten op vijf van de onderzochte gegevensdragers.
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 9 juni 2023 beslist dat de officier van justitie kennis mag nemen van nader aangeduide gegevensbestanden (2334 documenten en 3669 artefacten) welke zijn aangetroffen op enkele van de op 19 mei 2022 onder [betrokkene 2] inbeslaggenomen gegevensdragers. Daarbij heeft de rechter-commissaris bepaald dat de bestanden pas ter kennisname aan de officier van justitie zullen worden overhandigd indien en zodra deze beslissing definitief is geworden.
Bij e-mail van 30 juni 2023 heeft de rechter-commissaris aan klager in zijn hoedanigheid van waarnemer van het protocol van de oud-notaris [betrokkene 4] (waaraan ook het protocol van de oud-notaris [betrokkene 3] was toegevoegd) een brief doen toekomen, bestemd voor [betrokkene 4] en [betrokkene 3] . Deze brief betreft een notificatie van voornoemde beslissing van de rechter-commissaris van 9 juni 2023 tot vrijgave van inbeslaggenomen gegevensbestanden aan de officier van justitie in het onderzoek tegen [betrokkene 2] , waarin ook de namen van [betrokkene 4] (598 hits) en [betrokkene 3] (403 hits) voorkomen.
Klager heeft op 14 juli 2023 een klaagschrift ingediend tegen (het voortduren van) het beslag in de zaak, met parketnummer 13/127513-22.”
3.2.2
De rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard. De beschikking van de rechtbank houdt onder meer in:
“3. De juridische basis van het beslag
De rechtbank stelt vast dat het hier gaat om een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv in samenhang met artikel 98 Sv en artikel 125l Sv.
(...)
5. Standpunt van klager
Klager kan zich, op nader in het klaagschrift omschreven en in raadkamer nader toegelichte gronden, niet verenigen met de beslissing van de rechter-commissaris van 9 juni 2023.
Namens klager is betoogd dat de rechter-commissaris bij de inbeslagname van de geheimhouderstukken de wettelijke procedure ex artikel 98 Sv niet heeft gevolgd. In de eerste plaats is klager niet in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of het gaat om stukken of gegevens waarover het verschoningsrecht zich uitstrekt. Dat de rechter-commissaris ervan uit is gegaan dat klager zich daarop beroept doet niet af aan het verzuim noch aan de ernst daarvan. In de tweede plaats heeft de rechter-commissaris het vertrouwensbeginsel geschonden door kennis te nemen van alle gegevensbestanden waarin de namen van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] voorkomen, maar heeft daarbij niet overwogen waarom dit noodzakelijk was.
Bovendien wordt klager de benodigde informatie onthouden over wat voor soort gegevensbestanden het gaat. Het onthouden van de benodigde informatie aan klager is in strijd met artikel 13 EVRM.
Het oordeel van de rechter-commissaris dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] / [betrokkene 1] Notariaat in verband met de 409 transacties waar de verdenking op ziet, en die tevens doorbreking van het verschoningsrecht van derde-verschoningsgerechtigden ( [betrokkene 4] en [betrokkene 3] ), rechtvaardigen, is ontoereikend en/of onbegrijpelijk gemotiveerd. Uit jurisprudentie volgt dat dit door de Hoge Raad slechts wordt toegestaan in zaken van verschoningsgerechtigden die zelf verdachten zijn en het een verdenking betreft van een ernstig strafbaar feit (levens- en zedendelicten). Daar is in deze zaak geen sprake van.
Klager maakt ook bezwaar tegen het kennelijke uitgangspunt van het OM en de rechter-commissaris dat de doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] automatisch betekent dat daarmee ook het verschoningsrecht van klager als, derde-verschoningsgerechtigde gerechtvaardigd zou zijn. De vergelijking door het OM met een eerdere beslissing van de rechtbank op een klaagschrift van een derde verschoningsgerechtigde (advocaat) in het onderzoek Ambon gaat niet op omdat deze advocaat kennelijk betrokken was geweest bij één of meer van de verdachte transacties.
Verder voldoet de inbeslagneming en beslissing tot vrijgave volgens klager niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De gevorderde gegevens zijn niet strikt noodzakelijk voor het aan het licht brengen van de waarheid. Daarvoor is onvoldoende dat, zoals de rechter-commissaris vermeldt in het e-mail bericht van 30 juni 2023, de gegevens relevant zijn voor het strafrechtelijk onderzoek omdat ze betrekking hebben op transacties waarop de verdenking ziet. Ook blijkt uit niets dat de rechter-commissaris heeft getoetst of de informatie niet op andere wijze kon worden verkregen, zoals uit openbare bronnen en registers.
De verdediging heeft, ondanks meerdere verzoeken daartoe, van het OM geen afschrift gekregen van de stukken die relevant zijn voor de beoordeling van de beslissing van de rechter-commissaris en de standpunten en beslissing van het OM als bedoeld in artikel 23 lid 5 Sv.
(...)
7. De beoordeling
Op 19 mei 2022 zijn onder de verdachte [betrokkene 2] in zijn woning gegevensdragers in beslag genomen. [betrokkene 2] was destijds medewerker van notaris [betrokkene 1] . [betrokkene 1] en [betrokkene 2] worden ervan verdacht zeer ernstige delicten te hebben gepleegd, te weten betrokkenheid bij het ten onrechte niet melden van in totaal 409 transacties aan de FIU in de periode van 1 januari 2015 tot 12 oktober 2022. Uit de stukken in het dossier blijkt dat het vermoeden is dat bij 350 van die transacties ook personen met criminele antecedenten betrokken waren. Hierbij zijn transacties betreffende tientallen miljoenen euro’s via de derdenrekening van [betrokkene 1] Notariaat verricht. Het gaat daarbij met name om verschillende ABC-transacties met groot onverklaarbaar prijsverschil, hypothecaire leningen met korte looptijd en tegen hoge rente en/of tegen afwijkende marktvoorwaarden zonder aanwijsbare reden. Dit zijn, indien bewezen, zeer ernstige delicten die de kern van het vertrouwen in het notarisambt raken.
De meervoudige raadkamer van rechtbank Amsterdam heeft eerder bij beslissing van 8 november 2022 een door [betrokkene 1] ingediend klaagschrift tegen de inbeslagnames in het onderzoek Ambon ongegrond verklaard, en geoordeeld dat ten aanzien van [betrokkene 2] sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. Verdachten hebben tegen deze beslissing beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft het beroep bij beslissing van 18 april 2023 verworpen.
De raadslieden hebben opgemerkt dat klager door de rechter-commissaris voorafgaand aan de inbeslagname ten onrechte niet is gevraagd of hij daarmee instemde of dat hij zich op zijn verschoningsrecht wilde beroepen, maar dat de rechter-commissaris daar op voorhand van uit is gegaan. De rechtbank is het met klager eens dat dit op grond van de wettelijke bepalingen wel had gemoeten. Nu echter inmiddels vast staat dat klager zich daadwerkelijk ten aanzien van alle inbeslaggenomen documenten op zijn verschoningsrecht beroept zal de rechtbank hieraan geen verdere consequenties verbinden.
De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris bij alle beslissingen tot doorzoeking, inbeslagneming en filtering van de inbeslaggenomen digitale gegevensdragers door middel van zoektermen, telkens ook de ringvoorzitter heeft betrokken en deze in de gelegenheid heeft gesteld zich hierover uit te laten en de resultaten na filtering in te zien.
Zoals hiervoor onder 1.9 reeds uiteen is gezet is er voor de filtering gebruik gemaakt van een lijst met transacties op een aantal specifieke adressen, en een lijst met betrokkenen met een aantal specifieke ondernemingen. Er is derhalve gericht gezocht op zoektermen die rechtstreeks linken aan de verdenkingen.
Binnen het resultaat van de filtering bevinden zich een groot aantal hits waar derde verschoninggerechtigden in voorkomen. In het geval van klager gaat het om gegevensbestanden waarin ook de namen van [betrokkene 4] (598 hits) en [betrokkene 3] (403 hits) voorkomen.
De rechtbank stelt vast dat het zoekproces in zoverre zorgvuldig is uitgevoerd. Er is onderzocht of er in het resultaat van de filtering ook informatie van derde verschoningsgerechtigden aanwezig was.
Eerder is door de rechtbank geoordeeld dat in deze sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] / [betrokkene 1] Notariaat – in verband met de (409) transacties waar de verdenking op ziet – rechtvaardigen. De rechtbank is thans van oordeel dat deze zeer uitzonderlijke omstandigheden tevens de doorbreking van het verschoningsrecht van klager (in zijn hoedanigheid van waarnemer van het protocol van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] ) rechtvaardigen met betrekking tot de hiervoor onder 1.12 genoemde stukken die onder [betrokkene 2] in beslag zijn genomen. Gezien de hiervoor beschreven betrokkenheid van de ringvoorzitter gedurende het hele proces van filtering gaat de rechtbank er van uit dat de inbreuk op het verschoningsrecht niet verder gaat dan strikt noodzakelijk.
De beslissing van de rechter-commissaris is dan ook proportioneel en ook aan het subsidiariteitsvereiste is voldaan nu de benodigde informatie niet uit openbare bronnen kan worden verkregen omdat in deze bronnen niet alle noodzakelijke informatie – zoals bijvoorbeeld een volmacht – is opgenomen.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat nu het onderzoek nog loopt, het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag.
De rechtbank overweegt tot slot dat het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet nu de onder 1.11 genoemde in beslag genomen gegevensbestanden dienen om de waarheid aan de dag te brengen in het strafrechtelijk onderzoek tegen een ander dan klager, namelijk tegen de verdachten en [betrokkene 2] . De betreffende gegevensbestanden hebben immers betrekking op een of meer van de 409 verdachte transacties waar verdachten bij betrokken zijn geweest.
Het klaagschrift zal daarom ongegrond worden verklaard.”
3.3
Bij de beoordeling van het cassatiemiddel moet het volgende worden vooropgesteld. Aan het verschoningsrecht ligt ten grondslag dat het maatschappelijk belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, moet wijken voor het maatschappelijk belang dat een ieder zich vrijelijk en zonder vrees voor openbaarmaking van het toevertrouwde om bijstand en advies tot de verschoningsgerechtigde moet kunnen wenden.
Het verschoningsrecht van onder meer de notaris is echter in zoverre niet absoluut, dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden laten denken waarin het belang dat de waarheid aan het licht komt – ook ten aanzien van datgene waarvan de wetenschap hem als zodanig is toevertrouwd – moet prevaleren boven het verschoningsrecht. De vraag of zich zo uitzonderlijke omstandigheden voordoen laat zich niet in het algemeen beantwoorden. Voor het oordeel dat van zeer uitzonderlijke omstandigheden – en dus van een uitzondering op de hoofdregel met betrekking tot het verschoningsrecht – sprake is, gelden zware motiveringseisen. (Vgl. HR 30 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5665.)
Daarbij komt in een geval als dit betekenis toe aan de aard en de ernst van het strafbaar feit waarvan het vermoeden bestaat dat het is begaan, de aard en de inhoud van het materiaal waarover zich het verschoningsrecht uitstrekt in verband met het belang dat door het verschoningsrecht wordt gediend, de mate waarin de betrokken belangen van de cliënt worden geschaad als het verschoningsrecht wordt doorbroken en de omstandigheid dat de gegevens niet op een andere manier kunnen worden verkregen.
3.4.1
De vaststellingen van de rechtbank houden het volgende in. In het kader van het onderzoek ‘ Ambon ’ zijn notaris [betrokkene 1] , [betrokkene 1] Notariaat en notarieel juridisch medewerker [betrokkene 2] als verdachten aangemerkt wegens – kort gezegd – het maken van een gewoonte van het opzettelijk niet onverwijld melden van ongebruikelijke transacties, schuldwitwassen, witwassen en witwassen in de uitoefening van een bedrijf of beroep. Bij een doorzoeking zijn onder [betrokkene 2] gegevensdragers in beslag genomen. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat met betrekking tot de transacties waarop de verdenking betrekking heeft, sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden waarin het belang van waarheidsvinding moet prevaleren boven het (afgeleide) verschoningsrecht. De rechter-commissaris heeft op grond daarvan de kennisneming toegestaan van een groot aantal gegevensbestanden. Daarbij heeft de rechter-commissaris de klager – als waarnemer van het protocol van oud-notarissen [betrokkene 4] en [betrokkene 3] – ervan in kennis gesteld dat in deze gegevensbestanden de namen [betrokkene 4] en [betrokkene 3] voorkomen. De vaststellingen houden verder in dat de rechtbank Amsterdam een door [betrokkene 1] ingediend klaagschrift tegen de inbeslagnames in het onderzoek ‘ Ambon ’ ongegrond heeft verklaard en heeft geoordeeld dat ten aanzien van [betrokkene 2] sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht rechtvaardigen. Het tegen die beschikking gerichte cassatieberoep is verworpen.
3.4.2
De rechtbank heeft geoordeeld dat zich zeer uitzonderlijke omstandigheden voordoen die doorbreking van het verschoningsrecht van de klager, als waarnemer van het protocol van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] , rechtvaardigen met betrekking tot de onder [betrokkene 2] inbeslaggenomen stukken. De rechtbank heeft dat oordeel ontoereikend gemotiveerd, nu daaraan uitsluitend ten grondslag is gelegd dat eerder door de rechtbank is geoordeeld dat sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden die doorbreking van het verschoningsrecht van [betrokkene 1] en [betrokkene 1] Notariaat rechtvaardigen in verband met de transacties waarop het onderzoek ‘ Ambon ’ ziet. De rechtbank had er echter blijk van moeten geven te hebben onderzocht – mede aan de hand van de aard en de inhoud van het materiaal waarover het verschoningsrecht van de klager zich uitstrekt (dus de stukken waarin de namen [betrokkene 4] en [betrokkene 3] voorkomen) en de mate waarin de betrokken belangen van de cliënten van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] worden geschaad als het verschoningsrecht wordt doorbroken – of ook specifiek in relatie tot het verschoningsrecht van de klager, als waarnemer van het protocol van [betrokkene 4] en [betrokkene 3] , sprake is van zeer uitzonderlijke omstandigheden op grond waarvan het belang van waarheidsvinding prevaleert boven het verschoningsrecht van deze klager.
3.5
Het cassatiemiddel slaagt.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 september 2024.