ECLI:NL:HR:2024:1284
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven tegen een uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 april 2024. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet heeft voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener op 29 juni 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Ondanks dat de brief op het opgegeven adres is afgeleverd, is het griffierecht niet betaald.
Op 30 juli 2024 heeft de griffier een bericht in het digitale dossier geplaatst, waarin de indiener in de gelegenheid werd gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van de indiener verzonden. De Hoge Raad gaat ervan uit dat de indiener dit bericht heeft ontvangen. Aangezien de indiener geen gebruik heeft gemaakt van de geboden gelegenheid om te reageren, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is genomen door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.