ECLI:NL:HR:2024:1280
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2024 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie ingesteld door J.A. Cardol tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 november 2023. Het beroep in cassatie was ingediend onder nummer 23/04916. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de indiener van het beroepschrift niet heeft voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen. De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener op 19 juni 2024 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief werd echter wegens onbestelbaarheid teruggezonden, waarna adresverificatie plaatsvond en het stuk opnieuw werd verzonden. Ondanks deze inspanningen is het griffierecht niet betaald.
Op 18 juli 2024 heeft de griffier de indiener nogmaals in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet was betaald, maar ook deze brief werd teruggezonden. De indiener heeft van de gelegenheid om te reageren geen gebruik gemaakt. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad op grond van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Het arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.