ECLI:NL:HR:2024:1214

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
24/02020
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens ontbrekende gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 april 2024. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de nummers BK-ARN 22/968 en 22/1091. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Het beroepschrift dat via het webportaal van de Hoge Raad was ingediend, voldeed niet aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte.

De griffier van de Hoge Raad heeft op 27 mei 2024 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 8 juli 2024. Tevens is er op dezelfde datum een kennisgeving naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende dit bericht op 27 mei 2024 had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb. Aangezien belanghebbende het verzuim niet heeft hersteld, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, op basis van artikel 6:6 Awb.

De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is gewezen door vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer24/02020
Datum13 september 2024
ARREST
op het door [X] B.V. (hierna: belanghebbende), vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 april 2024, nrs. BK-ARN 22/968 en 22/1091 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het via het webportaal van de Hoge Raad ontvangen beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 27 mei 2024 in het digitale dossier van belanghebbende een bericht geplaatst waarbij belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld dat verzuim binnen zes weken na die datum te herstellen. Die termijn eindigde op 8 juli 2024. Van de plaatsing van het hiervoor vermelde bericht in het digitale dossier van belanghebbende is eveneens op 27 mei 2024 een kennisgeving verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Op grond hiervan neemt de Hoge Raad aan dat belanghebbende dit bericht heeft ontvangen, en wel, gelet op artikel 8:36c, lid 2, Awb, op 27 mei 2024. Belanghebbende heeft het hiervoor bedoelde verzuim niet hersteld. Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie nietontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2024.