ECLI:NL:HR:2024:1214
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens ontbrekende gronden
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2024 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 april 2024. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de nummers BK-ARN 22/968 en 22/1091. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Het beroepschrift dat via het webportaal van de Hoge Raad was ingediend, voldeed niet aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte.
De griffier van de Hoge Raad heeft op 27 mei 2024 een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende de gelegenheid kreeg om het verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 8 juli 2024. Tevens is er op dezelfde datum een kennisgeving naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende dit bericht op 27 mei 2024 had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb. Aangezien belanghebbende het verzuim niet heeft hersteld, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren, op basis van artikel 6:6 Awb.
De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is gewezen door vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Cichowski.