ECLI:NL:HR:2024:1175

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
23/02391
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van collectieve actie inzake staatssteun en aanbestedingsrecht bij Markthal Rotterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Stichting Karmedia tegen de Gemeente Rotterdam, Markthal Rotterdam B.V. en Provastgoed Nederland B.V. Karmedia had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 21 maart 2023 was gewezen. De zaak betreft een collectieve actie die was ingesteld op grond van vermeende schendingen van staatssteun- en aanbestedingsrecht met betrekking tot de totstandkoming van de Markthal in Rotterdam.

De Hoge Raad heeft de klachten van Karmedia over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van Karmedia verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, met wettelijke rente indien Karmedia deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak voldoet. De kosten aan de zijde van Markthal en Provastgoed zijn gelijk begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/02391
Datum13 september 2024
ARREST
In de zaak van
STICHTING KARMEDIA,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
hierna: Karmedia,
advocaat: N.E. Groeneveld-Tijssens,
tegen
1. GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelende te Rotterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de Gemeente,
advocaten: M.W. Scheltema en J.W. de Jong,
2. MARKTHAL ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Den Haag,
hierna: Markthal,
3. PROVASTGOED NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Den Haag,
hierna: Provastgoed,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaten: J.P. Heering.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/10/561873 / HA ZA 18-1051 van de rechtbank Rotterdam van 3 juli 2019 en 12 mei 2021;
b. de arresten in de zaak 200.302.193/01 van het gerechtshof Den Haag van 7 december 2021 en 21 maart 2023.
Karmedia heeft tegen het arrest van het hof van 21 maart 2023 beroep in cassatie ingesteld.
De Gemeente, Markthal en Provastgoed hebben ieder afzonderlijk een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Karmedia heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Karmedia in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Karmedia deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, en aan de zijde van Markthal en Provastgoed begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
13 september 2024.