Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaat van VPR c.s. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
6 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de verlening van privaatrechtelijke gebruiksrechten aan exploitanten van elektrisch laadstations. De eisers, verenigd in de Vereniging Particuliere Rijkswegvergunningen van Tankstations (VPR c.s.), hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest had betrekking op de weigering van de overheid om toestemming te verlenen voor de oprichting van een gemakswinkel in verband met een compensatieafspraak in een convenant met vergunninghouders van tankstations. De Hoge Raad heeft de klachten van VPR c.s. beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en VPR c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Fastned c.s. en de Staat zijn begroot. Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de rechtsstrijd en de rol van de rechter in het afwegen van belangen en het toepassen van beginselen zoals evenredigheid en gelijkheid.