ECLI:NL:HR:2024:1144

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
23/02360
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van privaatrechtelijk gebruiksrecht aan exploitanten van elektrisch laadstations en de rol van de overheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over de verlening van privaatrechtelijke gebruiksrechten aan exploitanten van elektrisch laadstations. De eisers, verenigd in de Vereniging Particuliere Rijkswegvergunningen van Tankstations (VPR c.s.), hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest had betrekking op de weigering van de overheid om toestemming te verlenen voor de oprichting van een gemakswinkel in verband met een compensatieafspraak in een convenant met vergunninghouders van tankstations. De Hoge Raad heeft de klachten van VPR c.s. beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en VPR c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Fastned c.s. en de Staat zijn begroot. Deze uitspraak benadrukt de grenzen van de rechtsstrijd en de rol van de rechter in het afwegen van belangen en het toepassen van beginselen zoals evenredigheid en gelijkheid.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/02360
Datum6 september 2024
ARREST
In de zaak van
1. VERENIGING PARTICULIERE RIJKSWEGVERGUNNINGEN VAN TANKSTATIONS,
gevestigd te Rijswijk,
2. VERENIGING ENERGIE VOOR MOBILITEIT EN INDUSTRIE,
gevestigd te Den Haag,
3. ENVIEM RETAIL NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
EISERESSEN tot cassatie,
hierna: VPR c.s.,
advocaat: P.A. Fruytier,
tegen
1. FASTNED B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. THE FAST CHARGING NETWORK B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS in cassatie,
hierna: Fastned c.s.,
advocaten: B.I. Kraaipoel en T.E. Booms,
3. DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de Staat,
advocaat: M.W. Scheltema.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/09/555491 / HA ZA 18-726 van de rechtbank Den Haag van 17 oktober 2018 en 14 april 2021;
b. het arrest in de zaken 200.300.746/01 en 200.300.946/01 van het gerechtshof Den Haag van 21 maart 2023.
VPR c.s. hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Fastned c.s. hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend en de Staat heeft een verweerschrift tot referte ingediend.
De zaak is voor partijen VPR c.s. en Fastned c.s. toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van VPR c.s. heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt VPR c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Fastned c.s. begroot op € 857,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien VPR c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan en aan de zijde van de Staat begroot op € 857,-- aan verschotten en € 800,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, H.M. Wattendorff, F.R. Salomons en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
6 september 2024.