ECLI:NL:HR:2024:1137

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
23/03378
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid accountant jegens derden in cassatie

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gekomen, hebben de eisers in cassatie, bestaande uit twee natuurlijke personen en een rechtspersoon (CIMIJO BEHEER B.V.), beroep ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest, dat op 30 mei 2023 is gewezen, betreft de aansprakelijkheid van een accountant jegens derden. De eisers hebben eerder in de feitelijke instanties, waaronder de rechtbank Gelderland, verschillende vonnissen en arresten gehad die relevant zijn voor hun zaak. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken voor het procesverloop. De verweerders in cassatie, bestaande uit twee natuurlijke personen en een rechtspersoon, hebben een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De advocaat-generaal S.D. Lindenbergh heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep van de eisers. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Het incidentele beroep van de verweerders behoeft geen behandeling, omdat het afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en de eisers in cassatie veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op een totaal van € 4.335,--, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/03378
Datum6 september 2024
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. CIMIJO BEHEER B.V.,
gevestigd te Bilthoven,
EISERS tot cassatie, verweerders in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: [eiseressen],
advocaat: J.H.M. van Swaaij,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijke incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaten: M.S. van der Keur en D.M. de Knijff.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaken C/05/325850 / HA ZA 17-467 / 1362/871 en C/05/332271 / HA ZA 18-6/1362/871 van de rechtbank Gelderland van 13 december 2017, 14 maart 2018 en 25 september 2019;
b. de arresten in de zaak 200.283.225 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 26 oktober 2021 en 30 mei 2023.
[eiseressen] hebben tegen het arrest van het hof van 30 mei 2023 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseressen] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het principale beroep;
- veroordeelt [eiseressen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseressen] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.E. du Perron, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
6 september 2024.