Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
3 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 4 november 2022. De verdachte, geboren in 1988, was in hoger beroep veroordeeld voor medeplegen van poging tot diefstal met geweld, waarbij de dood ten gevolge is gekomen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten T.P.A.M. Wouters en R.I. Takens, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.