ECLI:NL:HR:2024:1095

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 augustus 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
23/01269
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over inbraken en overvallen in wooncomplexen voor zorgbehoevende ouderen met gebruik van geweld en opzetheling

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte werd vrijgesproken van een aantal feiten met betrekking tot inbraken en overvallen in wooncomplexen waar zorgbehoevende ouderen wonen. De verdachte, geboren in 1986, wordt beschuldigd van het openbreken van sleutelkastjes, het betreden van woningen, het uitoefenen van fysiek geweld op slapende bewoners en het stelen van juwelen, geld en andere waardevolle spullen. De Hoge Raad behandelt de cassatiemiddelen die door de advocaat van de verdachte zijn ingediend, waarbij de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.

De Hoge Raad oordeelt dat de cassatiemiddelen niet tot cassatie leiden, zoals ook is vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal. De vier cassatiemiddelen klagen dat het bewezenverklaarde niet uit de gebruikte bewijsmiddelen kan worden afgeleid. De Hoge Raad constateert dat de redelijke termijn voor het behandelen van het cassatieberoep is overschreden, maar verbindt hier geen rechtsgevolg aan. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, en bevestigt daarmee de uitspraak van het gerechtshof, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf die opnieuw moet worden beoordeeld.

Deze uitspraak is gedaan op 27 augustus 2024 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01269
Datum27 augustus 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 maart 2023, nummer 20-000134-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Y. Moszkowicz, advocaat in Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

2.1
De vier cassatiemiddelen klagen dat het bewezenverklaarde niet uit de gebruikte bewijsmiddelen kan worden afgeleid. De cassatiemiddelen lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.2
De cassatiemiddelen leiden niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de beperkte mate van overschrijding van de redelijke termijn volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 augustus 2024.