Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
27 augustus 2024.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte werd vrijgesproken van een aantal feiten met betrekking tot inbraken en overvallen in wooncomplexen waar zorgbehoevende ouderen wonen. De verdachte, geboren in 1986, wordt beschuldigd van het openbreken van sleutelkastjes, het betreden van woningen, het uitoefenen van fysiek geweld op slapende bewoners en het stelen van juwelen, geld en andere waardevolle spullen. De Hoge Raad behandelt de cassatiemiddelen die door de advocaat van de verdachte zijn ingediend, waarbij de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
De Hoge Raad oordeelt dat de cassatiemiddelen niet tot cassatie leiden, zoals ook is vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal. De vier cassatiemiddelen klagen dat het bewezenverklaarde niet uit de gebruikte bewijsmiddelen kan worden afgeleid. De Hoge Raad constateert dat de redelijke termijn voor het behandelen van het cassatieberoep is overschreden, maar verbindt hier geen rechtsgevolg aan. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, en bevestigt daarmee de uitspraak van het gerechtshof, met uitzondering van de duur van de gevangenisstraf die opnieuw moet worden beoordeeld.
Deze uitspraak is gedaan op 27 augustus 2024 door de Hoge Raad der Nederlanden, waarbij de vice-president en twee raadsheren betrokken waren, en is openbaar uitgesproken.