Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaat van de man heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
12 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een echtscheiding en de afwikkeling van een periodiek verrekenbeding in huwelijkse voorwaarden. De man, verzoeker tot cassatie, heeft beroep ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Den Haag. De zaak is eerder behandeld door de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof, waarbij de man op 2 november 2023 een aanvullende procesinleiding heeft ingediend na het ontvangen van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep. De vrouw, verweerder in cassatie, heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de man over de beschikking van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de beschikking. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de man verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak benadrukt de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling zonder in te gaan op alle klachten die in cassatie worden ingediend.