Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
9 juli 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1979, was in hoger beroep veroordeeld voor het gewoonte maken van het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen en video's, alsook voor de onttrekking aan het verkeer van een usb-stick. De verdediging voerde aan dat het bewijs, verkregen door onderzoek aan de laptop van de verdachte, onrechtmatig was, omdat de toestemming van de officier van justitie daarvoor onvoldoende grondslag bood. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.