ECLI:NL:HR:2024:1047
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak over onroerendezaakbelastingen en afvalstoffenheffing gemeente Den Haag
In deze zaak heeft belanghebbende, vertegenwoordigd door S.J.J.G. Fernandes, beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 4 april 2023, nr. BK22/00546. Deze uitspraak volgde op een hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 21/4994) betreffende de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en afvalstoffenheffing voor het jaar 2019. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien het bij de beoordeling van deze klachten niet nodig is om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de raadsheer M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.