ECLI:NL:HR:2024:1017

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
21/04169
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over antidumpingrechten en juridische grondslag voor gegevensuitwisseling met Taiwanese autoriteiten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over antidumpingrechten en compenserende rechten. De zaak betreft [X] LTD, die in beroep is gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 augustus 2021. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, waarin uitnodigingen tot betaling van antidumpingrechten aan belanghebbende waren uitgegeven. De belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Biermasz, heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, terwijl de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P], een verweerschrift heeft ingediend. De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat de klachten van belanghebbende over de juridische grondslag voor de gegevensuitwisseling door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) met Taiwanese autoriteiten niet kunnen slagen. De Hoge Raad verwijst naar een eerder arrest in een vergelijkbare zaak (ECLI:NL:HR:2024:905) en concludeert dat de overige klachten ook niet tot vernietiging van de uitspraak kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.

Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam in stand blijft. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president M.E. van Hilten, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/04169
Datum5 juli 2024
ARREST
in de zaak van
[X] LTD (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 26 augustus 2021, nrs. 19/01297 en 19/01309 [1] , op het hoger beroep van zowel belanghebbende als de Inspecteur tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 17/414) betreffende aan belanghebbende uitgereikte uitnodigingen tot betaling van antidumpingrechten en compenserende rechten.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door J.A. Biermasz, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Advocaat-Generaal C.M. Ettema heeft op 2 juni 2023 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie. [2]
Belanghebbende heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie.

2.Beoordeling van de middelen

2.1
Voor zover de middelen I en II betogen dat het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder de daartoe vereiste juridische grondslag gegevens heeft uitgewisseld met de Taiwanese (douane)autoriteiten en in Taiwan ter plaatse onderzoek heeft gedaan, falen zij op de gronden die zijn vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak met nummer 21/04213, ECLI:NL:HR:2024:905.
2.2
De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.