ECLI:NL:HR:2023:992

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
21/03571
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over het aanwezig hebben van hennepplanten in gehuurde woning en de geldigheid van beëdiging advocaat-generaal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 augustus 2021. De verdachte, geboren in 1990, was in cassatie gegaan tegen de veroordeling voor het aanwezig hebben van hennepplanten in haar gehuurde woning, in strijd met artikel 3 van de Opiumwet. De verdachte voerde aan dat zij geen toegang had tot de ruimte waar de hennepplanten zich bevonden, maar deze alternatieve lezing werd door de Hoge Raad verworpen.

Daarnaast werd er een bewijsklacht ingediend, maar ook deze klacht leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot een andere uitkomst. De advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie.

Een ander punt van discussie was de onvolkomenheid bij de beëdiging van de advocaat-generaal die betrokken was bij de behandeling van de zaak in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat, gelet op een eerder arrest, deze onvolkomenheid geen verdere bespreking behoeft. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en besloot het beroep te verwerpen, zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de ontwikkeling van het recht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03571
Datum27 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 18 augustus 2021, nummer 20-002572-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben I.T.H.L. van de Bergh en T. Straten, beiden advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadslieden hebben - na het verstrijken van de in artikel 437 lid 2 Sv bedoelde termijn - bij aanvullende schriftuur nog aan de orde gesteld dat bij de beëdiging van de advocaatgeneraal die bij de behandeling van de zaak in hoger beroep betrokken is geweest, zich een onvolkomenheid heeft voorgedaan. Gelet op het arrest dat de Hoge Raad op 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438, heeft gewezen, behoeft dat geen verdere bespreking.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 juni 2023.