ECLI:NL:HR:2023:962
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam over dwangsom wegens niet tijdig uitspraak op bezwaar
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 18 augustus 2022. De belanghebbende, vertegenwoordigd door V. Quacken, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, die betrekking had op een verzoek om toekenning van een dwangsom wegens het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar door het dagelijks bestuur van Cocensus. Het Gerechtshof had eerder in hoger beroep de beslissing van de Rechtbank Noord-Holland bevestigd, die de aanvraag van de belanghebbende had afgewezen.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom de klachten niet gegrond waren, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie ongegrond werd verklaard. Dit arrest is openbaar uitgesproken en ondertekend door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, samen met de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.