ECLI:NL:HR:2023:938

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
21/02634
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over diefstal d.m.v. verbreking en ontvankelijkheid hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 juni 2021. De verdachte, geboren in 1984, was eerder vrijgesproken door de rechtbank, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de ontvankelijkheid van het hoger beroep, waarbij de vraag centraal stond of de officier van justitie daadwerkelijk in persoon het hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Daarnaast werd er een onvolkomenheid bij de beëdiging van een of meerdere raadsheren van het hof aan de orde gesteld. De Hoge Raad oordeelde dat deze onvolkomenheid, gelet op een eerder arrest, geen verdere bespreking behoeft. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Na beoordeling van de klachten over de uitspraak van het hof, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02634
Datum20 juni 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 juni 2021, nummer 20-000217-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman heeft – na het verstrijken van de in artikel 437 lid 2 Sv bedoelde termijn – bij aanvullende schriftuur nog aan de orde gesteld dat bij de beëdiging van één of meerdere van de raadsheren die de bestreden uitspraak hebben gewezen, zich een onvolkomenheid heeft voorgedaan. Gelet op het arrest dat de Hoge Raad op 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438, heeft gewezen, behoeft dat geen verdere bespreking.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 juni 2023.