Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
20 juni 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die was veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een drugslab en oplichting. Het hof had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 64.962, maar de advocaat-generaal B.F. Keulen concludeerde dat het hof ten onrechte twee bedragen van respectievelijk € 1.541 en € 1.998 niet in mindering had gebracht op deze schatting. De Hoge Raad oordeelde dat het hof als gevolg van een kennelijke misslag deze bedragen had verzuimd en besloot zelf de schatting te verlagen tot € 61.423.
Daarnaast werd in de cassatiefase geconstateerd dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden. Dit leidde tot een verdere vermindering van de betalingsverplichting. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de hoogte van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de opgelegde betalingsverplichting. Uiteindelijk werd het te betalen bedrag vastgesteld op € 50.280.
De Hoge Raad benadrukte dat een kennelijke misslag als deze zich leent voor herstel door het hof zelf, wat de voorkeur verdient voor een snelle en duidelijke oplossing. De uitspraak van de Hoge Raad biedt duidelijkheid over de procedure en de gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn in cassatie.