Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
24 januari 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een veroordeling in hoger beroep na een vrijspraak in eerste aanleg voor openlijk geweld tegen personen en goederen, zoals omschreven in artikel 141, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, en medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zoals bedoeld in artikel 285, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen met een auto tegen een andere auto met twee inzittenden aanrijden, het maken van schietbewegingen met de handen en het achtervolgen en opjagen van die andere auto.
De Hoge Raad heeft in zijn oordeel de vraag behandeld of de handelingen van de verdachte kunnen worden gekwalificeerd als openlijk geweld tegen personen. Het hof had geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte de openbare orde verstoren en dat er sprake is van openlijke geweldpleging. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat het niet onbegrijpelijk is. Daarnaast is er een alternatief scenario geschetst door de verdediging, maar ook dit werd door de Hoge Raad verworpen. De Hoge Raad concludeert dat het hof terecht heeft geoordeeld dat het alternatief scenario niet aannemelijk is geworden, gezien de omstandigheden van de zaak.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling in stand blijft. Deze uitspraak heeft implicaties voor de kwalificatie van geweldsdelicten en de beoordeling van alternatieve scenario's in strafzaken.