ECLI:NL:HR:2023:93

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
22/00791
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in hoger beroep na vrijspraak in eerste aanleg t.z.v. openlijk geweld tegen personen en goederen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een veroordeling in hoger beroep na een vrijspraak in eerste aanleg voor openlijk geweld tegen personen en goederen, zoals omschreven in artikel 141, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, en medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zoals bedoeld in artikel 285, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen met een auto tegen een andere auto met twee inzittenden aanrijden, het maken van schietbewegingen met de handen en het achtervolgen en opjagen van die andere auto.

De Hoge Raad heeft in zijn oordeel de vraag behandeld of de handelingen van de verdachte kunnen worden gekwalificeerd als openlijk geweld tegen personen. Het hof had geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte de openbare orde verstoren en dat er sprake is van openlijke geweldpleging. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en dat het niet onbegrijpelijk is. Daarnaast is er een alternatief scenario geschetst door de verdediging, maar ook dit werd door de Hoge Raad verworpen. De Hoge Raad concludeert dat het hof terecht heeft geoordeeld dat het alternatief scenario niet aannemelijk is geworden, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte, waarmee de eerdere veroordeling in stand blijft. Deze uitspraak heeft implicaties voor de kwalificatie van geweldsdelicten en de beoordeling van alternatieve scenario's in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00791
Datum24 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 februari 2022, nummer 21-001151-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat te Almere, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de verwerping door het hof van een door de verdediging geschetst alternatief scenario.
2.2
Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de procureur-generaal onder 51 tot en met 53 en 55 tot en met 67.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de bewezenverklaarde gedragingen kunnen worden aangemerkt als openlijk geweld ‘tegen personen’.
3.2
Het cassatiemiddel faalt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de procureur-generaal onder 70 tot en met 75.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, de vicepresident J. de Hullu en de raadsheren A.L.J. van Strien, M.J. Borgers en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 januari 2023.